woensdag 29 februari 2012

De primitieve vergelding: Werken Fred's maatregelen wel?


“Recidive stop je niet door een doek erover te plaatsen.”
                                                                        - Sam Rain
De staatssecretaris Fred Teeven wint geheid de populariteitscijfers; privileges en vrijheden van gedetineerden zo veel mogelijk inperken onder het motto dat slachtoffers het ‘verdienen’. Met de hoogste celstraffen in Europa, kent de staat Nederland een uiterst effectief rechtssysteem. Het is een humaan systeem en rechters straffen hun porties uit in ruime mate. Echter Fred wilt voor slachtoffers ‘bloed’ zien.
Het algemene beeld van Nederland over een vrijheidsberovende maatregel wordt veelal gezien als vakantie; de gemiddelde PVV’er heeft bij voorkeur de herinvoering van de doodstraf en de tijd die men moet uitzitten vindt men ‘te kort’. Op een aantal punten ben ik eens met nieuwe maatregelen; het ‘verdienen’ van een voorwaardelijke invrijheidsstelling bijvoorbeeld of een scherp toezicht op het verlof van gevaarlijke delinquenten uit de Tbs-kliniek. Faliekant tegen ben ik tegen het saboteren van resocialisatie; aan iedere straf komt een eind en zodoende moet een ex-gedetineerde participeren aan de maatschappij, met minder middelen: een strafblad, financiële achterstand en verbroken relaties.
Resocialiseren mag best beter: vaak faalt het Openbaar Ministerie met de Reclassering in dit proces. Maar ligt dit aan het systeem of de uitvoering? Ik verwijt het aan de uitvoering: beperkte mankracht, zinvolle programma’s wegbezuinigd en het cruciale uitbesteed aan non-profit vrijwilligersorganisaties met weinig ervaring. Zo kent iedere gemeente de Sociale Dienst, Maatschappelijk Werk en het GGZ – echter wordt de gedetineerde alleen geanalyseerd met vragenlijstjes en blijft de échte oplossing afwezig.
Want wat doet Slachtofferzorg dan niet voldoende? Waar faalt de rechter? Want volgens mij wilt Fred dat vergelding ook na de uitspraak erbij komt. “You do the crime, you do the time.” Maar Fred vindt dat niet genoeg; lijden moet je, tot je laatste adem.
Dat misdadigers ‘snel’ buiten lopen ligt niet aan het gevangeniswezen; sterker nog vele gevangenen willen nooit meer vastzitten en met de komst van ISD (instelling stelselmatige daders) worden delinquenten voor de maatschappij behandeld én voorwaarden verplicht gesteld. Het ondragelijke verlies van een naaste is nooit goed te praten, net zoals kindermisbruik en mensexploitatie – alle gevallen van misdaad naar een mens zijn schrijnend.
Vergelding hoort thuis in de middeleeuwen, evenals ‘eerwraak’. Als een rechter uitspraak doet, dan is er vergeld. Absoluut vind ik dat slachtoffers door de overheid bijgestaan moeten worden, maar in de vorm van nog meer straf? Voorwaarden stellen dat snapt ieder mens, maar iemand kansen te ontnemen die spijt en berouw betuigd en wilt hersocialiseren? Want dat is wat Fred voor ogen heeft, met zijn sabotageplannen voor de Modernisering van het Gevangeniswezen. “Don’t kick a man when he is down”, maar niet volgens Fred; lijden zal je, tot je laatste adem.
Wil je echt slachtoffers van geweld en misbruik helpen, Fred? Regel dan betere slachtofferhulp en meer informatie over lopende zaken. Biedt ze therapie aan, regel een budget voor herstelbemiddeling. Ga desnoods rond de tafel zitten met Justitie over de aanpak van wapens, drugs en verslavingszorg. Zorg eens voor minder ‘zwarte’ schalen en breng het respect voor de politie terug. Voorkom de schorsing van zedendelinquenten en regel het geld voor voldoende mankracht op straat en kantoor.
De populariteitsprijs zal ik hier niet mee winnen; maar opkomen voor de zwakkeren, hoe ziek ook, is niet iets van de middeleeuwen, maar een baken voor de toekomst – menselijkheid.
©SamRain
Resocialisatie

dinsdag 28 februari 2012

Literatuur, kunst en cultuur


“Onze inspiratie ligt verborgen in abstracte dingetjes.”
                                                                        - Sam Rain
Lezen; we houden er neurologisch gezien niet van. Vandaar dat we onze kroost van jongsaf het proberen in te stampen opdat ze symbolen kunnen herkennen als gearchiveerde taal. Kunst is een neurologisch wonder; hoewel men in de psychologie graag het ziet als een paringsritueel, doet kunst onze referentiekaders collideren als de Titanic op een ijsberg. Cultuur is een collectie van gebruiken en tradities dat onze speciale hiërarchie zou bevorderen volgens menig antropoloog; hoewel spiegelneuronen dit bevestigen, bepaald cultuur ook ons individu.
Ik heb een voorkeur aan ‘intellectuele’ literatuur – Jip en Janneke ging er nooit in, maar een Dan Brown verslind ik. Kunst is voor mij het kleurrijke in de vorm van schilderijen, terwijl dans mij veel minder interesseert. Qua cultuur ben ik er niet uit: ik ben een Aziaat met westerse ambities – een voorkeur voor aardappels, maar wel een kerrie bij het vlees. Mijn voorkeuren maken deels mijn identiteit.
Als ik het zo reflecteer heeft opvoeding hierbij geen invloed gehad. Want grote literaire werken kwamen pas na mijn 20e als interessant over, waarbij kunst zelfs pas na mijn 25e een plaats kreeg.
Cultureel ken ik alle tradities en gebruiken, en ben zelfs zeer traditioneel opgevoed; ik ben het echter niet van plan om allemaal door te geven. Heeft het zin je kinderen dusdanig te inspireren in deze deelgebieden? Ik geloof wel dat er deels een invloed is, echter veel kleiner dan het blad Psychologie mij wilt doen geloven.
Waar je mee omgaat, wordt je mee besmet – luidt een Nederlands gezegde. Zou ik, na een jaar of twintig deze voorkeuren kunnen verliezen? En waarom zou dat kunnen? Zijn deze voorkeuren dan biochemisch of is het stiekem ingeprent door mijn ouders?
Waarom houd ik meer van bananen dan van appels? Waarom bestel ik altijd een chocolade milkshake? Waarom vind ik rood mooier dan blauw en waarom moet mijn muziek altijd hard? Waarom ben ik altijd beleefd tegen ‘normale’ mensen en waarom onverschillig tegenover zwakkeren? Wie had er invloed en waarom is het zo permanent?
Het kunnen hormonen zijn; dopamine voor softijsjes, serotine door regen, cortisol in de buurt van honden en endorfine tijdens Family Guy? Want als het lichaam een ‘prima motore’ is, welke software draait het dan? Een mens kan immers leren, accumuleren en assimileren; can the cup be empty to be refilled?
Want iedereen houdt wel van een vorm qua literatuur, kunst of cultuur – is er dan geen proces om deze te verbeteren, zoals je een smaak ontwikkeld voor wijn? Want als de hersenen de capaciteit hebben van een supercomputer, bestuurd door de Geest, betekent dat dan niet dat je maximale controle over het geheel hebt? Want dan zou geen boek te saai zijn, geen muziek te irritant, geen kunstobject te lelijk, geen cultuur te achterlijk.
Het is een gebruik geworden om over tegenstrijdigheden te schrijven opdat het gelezen wordt – literatuur, kunst en cultuur in een enkel zin; maar wat was de ‘trigger’ tot de titel, waar vandaan kwam het citaat? Want zorgden zij niet voor al die neurologische feitjes, één, twee zo opgesomd? Zijn zij indirect de resultaten van mijn ouders?
Want mijn moeder las zelden een boek, noch bezocht mijn vader een museum; geen van hen schreef over het brein noch de geest. En zo blijft voor nu het een mysterie – waar komt de voorkeur vandaan? Is zij genetisch bepaald of spiritueel ontstaan?
©SamRain
Voorkeuren

maandag 27 februari 2012

Parabel van Sam


“Het is eenzaam op een onbewoond eiland – dat vergeet men weleens.”
                                                                                                - Sam Rain
Daar kwam de zeeman op zijn vlot aan op het onbewoonde, tropische eiland. Hij was opgelucht; want na een ernstige schipbreuk tijdens een heftige storm, had hij het kantje boord overleefd. De sterke branding had zijn zelfgemaakte zeil in stukken gescheurd en de haaienvinnen boorde hem veel zorgen om het land in zicht heelhuids te bereiken.
De zon schitterde op zijn uitgedroogde lippen en glinsterende ogen; het eiland leek groen en dus vruchtbaar met gewassen allerlei – diep in gedachten droomde hij van appels en mango’s vol sap en kippetjes om te plukken en roosteren. Het blauwe water kleurde langzaam naar groen naarmate hij het strand naderde; het felgele zand wuifde hem tegemoet.
Vlak nabij sprong hij in het water en trok zijn vlot naar de zandbank voor hem; hij maakte een vreugdedansje van plezier toe hij het geknetter van vogels hoorde. Ook keek hij verhongerd naar de horizontaal bewegende krabben – het zou het diner worden van zijn leven. Even kwam hij tot rust, om snel te gaan speuren naar zoet water op het eiland. Zout water zou hem uitdrogen en zelfs het leven kostten!
Het eiland vol bomen en wezens allerlei, zat ook vol rotsen en andere gesteenten; maar een bron van zoet water vond hij nergens nabij. De zon ging bijna onder en de uitgedroogde zeeman zag het niet meer zitten en viel pardoes neer van zwakte tegen een lange, tropische boom. De zeeman hallucineerde en dacht aan een einde komend voor hem – zoveel overleeft en dan nog sterven in een duivels paradijs. Verdrietig en verzwakt, sloot hij zijn ogen, hopende op een volgende dag – het liefst op regen vallende op hem.
Hij opende zijn ogen door het gepriem van gezang; vele vogels vlogen over en hij raakte gefascineerd in stilte. Plots zag zijn oog het vallend object te laat; de kokosnoot brak open op de plek waar hij net lag. Slobberend nam hij het sap tot zich en na alles te hebben verorberd, ging hij met goudkoorts bezeten op zoek naar meer.
Geen kippen gevonden, maar wel fruit ontdekt; ineens zat het eiland er vol mee. Had hij gisteren wat naar links gekeken of nét iets langer gezocht, dan was het feest geweest. Maar vandaag kwam ook goed uit, dacht de zeeman, een hap nemend uit de verse banaan. Vannacht maak ik een hut in dit nieuwe paradijs en begin ik met de rest van mijn leven.
Uren werden dagen, dagen werden weken, weken werden maanden en de maanden werden jaren. Hoewel de vogels voor hem zongen, de zwijntjes voor hem knorden en de vissen tegemoet zwommen naar zijn speer, verlangde de zeeman naar de wereld die hij eens kende. Een bakje koffie, of verse kibbeling. Een portie bami van de Chinees, of het voetballen in competitie. De geur van zijn vrouw, de aandacht van zijn kinderen en hoe zijn moederlief het zou maken. Stiekem droomde hij ervan om terug te keren, maar in welke richting te moeten gaan zonder kaart?
Eenzaam en alleen stierf de zeeman op het onbewoonde eiland, dat na jaren zijn huis te zijn, weer terugtrok in de Stille Zuidzee. Hij was te oud om terug te keren, want hij twijfelde jaren te lang. Want zijn laatste wens was om niet alleen te gaan, maar het moest toch zo gebeuren. Had hij de kans genomen om terug te gaan, was misschien zijn leven verloren... maar niet alleen weg gegaan!
©SamRain
Eiland

zondag 26 februari 2012

In de ban van marketing: Zoeken, vinden, verbinden met Social Media


“Everybody is a prospect. If not, a potential lead to develop.”
                                                                                    - Glenn Weinstein
Niet voor niets is social media het meest geliefde kindje van marketeers; profielen betekent segmenteren, catalogiseren en contacteren. Het grote geheim dat zij al lang wisten, stelt social media wetenschappelijk vast: ieder mens kent meerdere mensen, die op zichzelf nog meer mensen kennen. Interesses liggen bloot op het Internet en via AdSense™-achtige truukjes is marketen weer een feest!
Er zijn in de wereld van marketing trendsetters en trendvolgers. Deed je het nog niet, dan zul je het moeten doen om alleen al met de stroom mee te gaan. Maar ‘meedoen’ is niet voldoende. Een Facebook-account en/of Hyves-profiel zijn slechts een stuiver in het kapitaal; Twitter is het kanaal waar de massa van informatie kan stromen en ‘Youtube’ doet het nog eens met beeld en geluid. Maar je zult nog steeds interessant moeten zijn, wil je er optimaal gebruik van maken.
Succes wordt je gegund. En ook bij Social Media telt dit zwaar mee; want ergens moet je beginnen. Als je namelijk geen ‘rendement’ behaald op kleinere schaal, is dat een duidelijke indicatie hoe interessant je bent. Een uitwisseling van informatie is succesvol als deze haar doelen bereikt. Cruciaal is het dus om te richten op de potentie van het onderliggende netwerk van een contact in Social Media; de informatie moet zich verspreiden om succes te behalen.
Welke informatie delen mensen het liefst? Dit is de bezinning voor iedere marketeer; de relatie naar de informatie die je wilt overbrengen is de uiteindelijke sleutel tot succes in uitwisseling. Feitelijk delen mensen informatie op de grond van 4 motieven: opinie, gebeurtenis, gunst en mededeling. Ieder motief staat in relatie tot het contact tussen jezelf en je ‘rimpel-contacten’. Zonder relaties van kwaliteit is succes nihil.
Social Media brengt daar echter obstakels mee naar boven; een bedrijfsmatige ‘verbinding’ via het Internet mist vaak de flair van een ‘personal touch’. Daarbij zijn werknemers vaak de Social Media opgedrongen, wat misschien het ‘aantal’ verbindingen ten goede komt, maar geen kwalitatief netwerk oplevert. Een opgedrongen idee levert zelden rendement op, met name op het gebied van Social Media – dat zich richt op het individu. Wanneer een individu wordt ‘opgedrongen’ informatie te delen buiten het professioneel standpunt, is er sprake van een soort inbreuk – wat ten koste gaat van de welwillendheid om te delen.
Opinie is een simpel concept; het is de mening/ het standpunt van de ‘verspreider’ over een specifiek onderwerp. Men is met een opvatting eens (of zelfs fanatiek vóór), men behoudt de neutraliteit of men uit zijn of haar ernstige twijfels. Vaak leiden opinies naar discussies – en als mensen ergens van ‘houden’, is het stiekem ‘meeluisteren’.
Een gebeurtenis zet mensen op alert; er gaat iets plaatsvinden en dat is volgens de verspreider belangrijk nieuws. Maar de natuurlijke reflex is het vinden van een ‘oplossing’ voor de gebeurtenis; wanneer er ook informatie gedeeld wordt naar externe bronnen, heeft een gebeurtenis een menswaarde voor mensen – en dus ook haar bron (de verspreider).
Mededelingen zijn monologen; de informatie wordt als feit gepresenteerd, waarop men notitie van kon nemen. Een krachtige, duidelijke mededeling is gerichter dan de voorgaande motieven; deze worden verspreid naar mate men het toepasbaar vindt – zoals collega’s, bedrijfspartners en klanten. Een praktisch voorbeeld van een mededeling zijn de status en behandeling van eventuele storingen bij een telecom- of internetbedrijf.
Gunsten komen van zogenaamde ‘ondersteuners’; wezenlijk hebben ze niet veel met de informatie, maar hebben de sympathie voor de verspreider om zijn of haar informatie toch te delen. Ben nu wel benieuwd hoeveel sympathisanten dit artikel heeft opgeleverd. ;)
©SamRain
Social Media

Het domein van de scriptkiddies: Werkwijzen uitgelegd


“Hoe vol of leeg de trukendoos ook is, de goochelaar bepaald de uitkomst.”
                                                                                                            - Sam Rain
Webvandalen, cybercriminelen, net-terroristen: scriptkiddies zijn de ‘hackers’ zoals de media ze presenteert; ongrijpbare anonieme criminelen die zonder slag of stoot de ene machine na het andere veroveren. Maar gaat dat nu echt zo gemakkelijk als de Hollywood films ons willen doen geloven? En hoe doen ze dat dan met al die codes?
Met het ‘hacken’ zoals deze term wordt gebruikt door cybercriminelen, gaat het om alles-behalve-gracieus inbreken. Het gaat niet om ‘het ontdekken’, of het vaak gebruikte smoesje ‘uit nieuwsgierigheid’; ze vinden een doel dat te ‘hacken’ is, om vervolgens te zoeken naar informatie dat van waarde is of het doelwit toe te voegen aan hun ‘dierentuintje’. Cybercriminelen zijn criminelen. Punt.
Iedere cybercrimineel zal een doelwit nodig hebben om in te breken; dit kan een willekeurig doelwit zijn, maar ook bewust gekozen. Grote namen, zoals die van banken, overheidsinstellingen en maatschappijen, zijn vaak bewust gekozen. Bij een bewuste keuze vergaren ze zoveel mogelijk informatie over het doelwit; aantal werknemers, locaties, telefoonnummers en persberichten. Een willekeurig doelwit is het resultaat van geautomatiseerd ‘belletje trekken’; een doelwit dat voldoet aan typische zwakheden wordt opgemerkt door een programma speciaal voor dit doeleinde.
Wanneer het doelwit voldoende informatie verschaft over eventuele zwakke toegangspunten, selecteert de cybercrimineel zijn wapens en werktuigen voor de kraak. Afhankelijk van het systeem en de informatie die de cybercrimineel ter beschikking heeft, kan deze via krakerprogramma’s beginnen aan het exploiteren van deze zwakke punten. Hoewel men er vanuit gaat dat de ‘firewall’ hen wel zal beschermen, biedt deze alleen bescherming tegen systeemaanvallen (tot een bepaalde hoogte). Want de mensen die systemen en machines gebruiken behoren zeker tot de zwaktepunten die cybercriminelen met liefde uitbuiten!
Cybercriminelen zijn net als inbrekers; hun daadwerkelijke motief bepaald ook hun ‘modus operandi’. Zij zullen pogen om:
1)    Zwakke toegangspunten van systemen uit te buiten, door bekende programmafouten te exploiteren (zoals een ‘open raam’)
2)    Een typisch toegangspunt te verzwakken, om vervolgens uit te buiten – wederom via een programmafout (zoals een breekijzer een deur forceert)
3)    Een gebruiker te misleiden om hun eigen programma uit te voeren, om zo toegang te krijgen (de ‘babbeltruuk’)
4)    Fysiek toegang krijgen binnen het netwerk van het doelwit, door een ander systeem te kraken of simpelweg een afspraak maken (de ‘inside job’).
Vooral punt 1 en 3 zijn verreweg het populairst onder de cybercriminelen; punt 2 vereist aardig wat geduld en vaardigheid en punt 4 vereist stalen ballen en veel voorbereiding. Gebruikers worden vaak misleid vanwege hun gevoelige gegevens, zoals creditcardgegevens of inlogcodes voor Internetbankieren (ook wel Phishing genoemd) of om de machine over te nemen, inclusief de controle (een ‘zombie’). Het menselijk aspect exploiteren heet in de Hackers vaktermen ‘Social Engineering’.
Bij punt 1 worden kant-en-klare programma’s gebruikt om de zwakke programma’s te doen ‘omslaan’ naar eigen programmatuur. Net als bij het menselijk aspect wordt er misleiding gebruikt, alleen is dit keer het communicerende programma het doelwit van de deceptie. Het komt erop neer dat een programmafout zo wordt ‘geïnfecteerd’ met eigen code en het programma deze uitvoert omdat het dit ziet als ‘zichzelf’.
Het is daarom niet voor niets dat bedrijven hun personeel en klanten duidelijk instrueren om nooit zomaar mailtjes te geloven waarvan de bron discutabel is en dat ‘systeemupdates’ verplicht zijn. Het is namelijk in het belang van de veiligheid!
©SamRain
Hacken

zaterdag 25 februari 2012

Het domein van de scriptkiddies: Webvandalen geprofileerd


“Puberen betekent rebelleren; tegen school, ouders en de overheid.”
                                                                                                - Sam Rain
Hackers – voor de één slechts een webvandalist, de ander een genie. In het hackerwereldje hebben ze zo hun eigen ‘gradaties’: white, gray en black ‘hatters’ (hoedendragers), posers en scriptkiddies. Niet alle whizz-kids zijn rasechte cybercriminelen, hoewel geen ‘degelijke’ hacker ooit eens even gespeeld heeft op een machine zonder toestemming. Het is de digitale ‘joyride’ voor de jonge geest; een circuit over de wereld zonder maximumsnelheid.
Hacken in het brein van een ‘scriptkiddie’ – oftewel de webvandaal waardoor je gegevens van Babydump als kpn-klant wordt misbruikt als trofee – is niet het ‘creatieve’ proces dat bestaat uit het vernuftig oplossen van problemen. Het gaat de scriptkiddie om ‘inbraak’ te plegen, zoals de typische inbreker dat doet met een breekijzer, schroevendraaier en handschoenen. Eenmaal binnen doorzoekt de webvandaal zijn (of haar) doelwit en zoals de jeugd van de jaren ’90 het deed met spuitbussen, krijgt de eigenaar nog een trap na door de mededeling die wordt achtergelaten. Volgens deze webvandaal had de eigenaar zich maar ‘beter’ moeten beveiligen.
Het vervelende van deze webvandalen is dat de media ze als te graag profileert als supercriminelen – en net als allerlei soorten mediageile delinquenten daar van opleven. Want dat is het beeld wat deze webvandalen hebben van zichzelf: de superspion met een missie. Ook faalt de overheid vaak in opsporing en berechting; tenzij een Amerikaans bedrijf een miljoenenclaim wilt verhalen, zijn webvandalen geen ‘ernstige’ zaak voor de politie.
Zelfs met een cybercrime Taskforce en andere online veiligheidsinstanties blijven webvandalen ongemoeid. Inbraak blijft inbraak, diefstal blijft diefstal, smaad blijft smaad. Echter worden bedrijven meteen gekruisigd; alsof zij er baat bij hebben dat systemen misbruikt kunnen worden. Grote bedrijven investeren miljarden per jaar aan veiligheidsmaatregelen; terwijl ze inkomsten moeten genereren, moeten ze ook nog eens betalen, omdat Justitie faalt.
De webvandaal, bekend als de Scriptkiddie, moet eerst van dat belachelijke supercrimineel imago af; het zijn ordinaire inbrekers. En zo dienen ze ook bestraft te worden. Maar dan moet je ze wel kunnen vinden!
Deze scriptkiddies zijn jong, meestal schoolgaand en wonen veelal onder het dak van hun ouders. Ze besteden veel tijd online en zullen dus niet zonder breedband Internet kunnen. Vanwege het opschepperige gedrag, is het typisch een jongensnetwerk. Inderdaad – netwerk. Hackers, webvandaal of niet, leren het meest van elkaar en hebben hun vaste bronnen voor informatie. Omdat deze jongens een Internetverslaving hebben, vertonen ze antisociale trekken; uitgaan naar de bioscoop is eerder een uitzondering dan een regel. Maar het nachtwaken definieert ze pas echt; zoals echte inbrekers, doen ze veel van hun ‘werk’ wanneer iedereen slaapt. Ook zijn ze superzuinig op een specifieke machine, waar ze al grote irritatie beleven wanneer iemand ‘even’ wat wil opzoeken.
Hoewel bovenstaand profiel praktisch het hele hackerwereldje beslaat zijn er ook andere typische eigenschappen. Webvandalen komen uit een ‘disfunctioneel’ gezin, met name waar er gebrek is aan ouderlijk toezicht. Ook zijn het typische ‘vandalen’; in tegenstelling tot de vriendelijke ‘nerd’, zijn webvandalen radicalisten. Hun eigen mening telt verder boven die van een ander, zijn ze wel degelijk in staat om contact te leggen (ondanks hun egocentrische kijk op de wereld) en zijn het niet persé de absolute buitenbeentjes. Ze vallen ook dus niet op als introverte brildragers met hoogwaterbroeken.
Zoals alle puberstreken is het een ‘fase’, echter is het leed dat veroorzaakt wordt zo anoniem, dat er geen medeleven is voor de slachtoffers. Naamloos bedrijf of van Timmerman Jan: van andermans goed blijf je af!
©SamRain
Hackers

Arme Mark Rutte!


“Hoge bomen vangen naast veel wind ook veel vogelstront.”
                                                                                    - Sam Rain
Geert Wilders en zijn club zijn fenomenaal. Niet eens ben ik het met hun standpunten en visie, maar de manier hoe ze stokken met peper kunnen steken in het achterste van sociaal/links Nederland en er een podia genereren. De PVV is verreweg de enige partij die snoeiharde marketing voert met minimale middelen. Prachtig! Alleen die arme Mark Rutte; telkens wanneer iedereen moord en brand schreeuwt, blijft onze Optimus Prime rustig en relaxed. Als dank krijgt onze bebrilde arbiter echter een fluitconcert van schijnheilige partijen (zoals de SP), anti-Geert partijen (PvdA) en boze blikken van de foei-foei-partijen (de rest).
Don’t feed the troll. Geef de pester geen podium. Negeer aandachtstrekkers. Mark Rutte snapt het. Mark Rutte begrijpt het. Mark Rutte incasseert het. Want Mark Rutte weet dat Geert een gekozen man is en dus collectief optreedt. Want Mark Rutte staat voor de VVD. Wel twee V’s, maar een andere partij. De hele klas schreeuwt en protesteert, terwijl het zwakzinnige jongetje van de klas ongegeneerd een harde windstoot plaatst tijdens de les. Vroeger droomde ik wel eens stiekem hoe het zou zijn om MP te moge  zijn (en Mark Rutte vast ook). Maar wat lijkt dat nu echt een nare baan, om mensen te woord te staan die zich gedragen als een bende kleuters.
Mark Rutte is een held. Hij heeft meer ruggengraat dan menig ander MP uit het verleden, recht door zee en kan met iedereen in dialoog (zelfs de PVV). Mark Rutte is dan wel een held, maar ook een mens. Gewoon een man van vlees en bloed. Toegegeven, hij is geen Arie Boomsma – maar dat hoeft ook niet. Maar omdat hij als enige in de kamer zijn verstand gebruikt – is dat dan laf? Mag ik u herinneren dat de SP een soortgelijk meldpunt had?
©SamRain
Rutte

vrijdag 24 februari 2012

Een populair verhaal? - Als het maar warm is!


“Je kunt veel mensen bereiken met de juiste woorden!”
                                                                        - Sam Rain
Ik heb geen hekel aan schaatsen, maar ergens ben ik blij dat de Elfstedentocht dit jaar niet doorgaat. Meedoen met de Elfstedentocht zou niet één van mijn ambities zijn, niet in mijn top 40 van accomplishments in dit leven. Nee, dan speel ik nog liever Wordfeud (bah) of volg twee weken lang GTST (in plaats van de verplichte minuten op de vrijdagavond net voor The Voice of Holland / The Voice Kids). Want schaatsen met duizenden mensen voor uren of dagenlang? Mij niet gezien!
Hoewel ik mijn aankomst in het leven heb gemaakt in Friesland, heb ik er helemaal niets mee. Terwijl iedereen in de kou ingepakt is als een ijsbeer en de gelaatsuitdrukking heeft van een vrieslollie, surf ik liever het Internet af voor een warme vakantieveiling. Ja, zelfs de grote hoeveelheid spam in mijn hotmail-account is het waard te doorspitten, dan het ijs trotseren. Als ik de Staatsloterij zou winnen, zou ik geen cent besteden aan ski’s of een winterchalet in de Zwitserse hooglanden.
Dan lees je al die euforie en teleurstelling op Facebook en Hyves over de elfstedentocht, de talloze advertenties op Marktplaats voor schaatsen en ander ijsgerei en de YouTube filmpjes over de ijsdikte en zelfgeproclameerde experts (die net zo betrouwbaar zijn als internetbankieren bij de ING), Piet’s weer en vooruitzichten en zelfs Google Adsense™ denkt niet dat er mensen zijn die niet van kou houden...
Het is makkelijker om in het Centrum van Amsterdam een parkeerplek te vinden, dan om aan het elfstedentocht-manie te ontsnappen wanneer het ieder jaar eventjes vriest. Het is net een seizoen GTST; de uitkomst van de cliffhanger valt altijd tegen, de acteurs wisselen om de tien jaar en het gaat uiteindelijk om het aantal Unox verkopen...
©SamRain
Warmte

donderdag 23 februari 2012

Het leed dat ProRail heet


“Waar zouden we zijn zonder trein? Umm... overal op tijd?”
                                                                                    - Sam Rain
ProRail zou eens de naam Pro-Fail kunnen overwegen. Professioneel falen lijkt immers de mission statement van ProRail en de visie is kennelijk er blijvend succes in te hebben. Mocht je niet weten waar ProRail voor verantwoordelijk is: het opzuigen van subsidie geld om te verbranden in plaats van degelijk spoor aan te leggen met bijbehorende wissels.
Ieder kwartaal is het weer raak; slap excuus en stijgende kaartprijzen. Samen met de NS lijkt het verdacht veel op een criminele organisatie met het doel de Nederlandse burger af te persen en het landelijk saboteren van infrastructuur. “We zijn winterklaar” en dan niet zijn. “Maar de ellende van deze periode tellen we niet mee, lekker puh”, zodat de gehoektande directie hun bonus krijgt. Tja, die arme minister Schultz trapt er in zoals wij ieder jaar doen.
Ik vraag me af hoe een bedrijf met zoveel wanpraktijken kan blijven bestaan. En dan komt het antwoord: monopolie. Ze hebben van Dorpstraat tot Kalver vol met hotelletjes en wij blijven gooien tot we blut zijn. Hoe procedeer je tegen zo’n bedrijf als klant? Stel dat je afhankelijk bent geworden van het openbaar vervoer, omdat de overheid dit immers zou stimuleren vanwege het milieu? Want je betaald toch voor een zitplaats? Je betaald toch voor een veilig transport van A naar F? Wat is de procedure om deze knakkers eens te nagelen aan het aambeeld en eens echte consequenties te laten voelen, in plaats van smeken om  hun bonus in te leveren?
Is er echt geen ondernemer buiten ProRail die spoortjes maken kan? En zo nee, mag ProRail niet worden ontbonden vanwege wanbeleid? Ik wil het écht weten. En ik denk de rest van Nederland ook wel; we zijn allen al lang genoeg metaal-moe van dat gePro-Fail!
©SamRain
ProRail

woensdag 22 februari 2012

Een licht uitgedoofd - Arme Whitney Houston


“I decided long ago, never to walk in anyones shadow.”
                                                                                    - Whitney Houston
A few stolen moments is all that we had – Whitney Houston en ik. Haar vinyl mini-formaat single met de zwepende ‘How will I know’ bracht de lege huiskamer de plotselinge verlichting van warmte. Dat was Whitney Houston toen; fris, vol energie en een ‘zwarte’ ster die ook in de blanke disco welkom was. Een zanger uit een kerkkoor met de makeup trend, zoals Gaga dat nu domineert.
Na het typische ‘feelgood’ popmuziek, metamorfoseerde Whitney naar een diva with message; prachtige ballads over innige liefde en geest door haar unieke bereik en dosering. Want er is geen mens die Saving All My Love zo briljant kan presenteren zoals zij dat kon. Haar videoclips waren geen ode aan haar prestatie in deze periode, zoals de vreselijk montage voor One Moment In Time. Whitney’s stem is de reden om muziek op een Bose af te spelen met de originele cd. Niet om de Buma / Stemra te sponsoren, maar om even 60 minuten lang jezelf te voorzien van kippenvel.
Dat ze ook kon acteren, liet ze zien met The Bodyguard; een omstreden film, vanwege de rassenmix dat toen nog sluimerend overgebleven taboe was. Met een kaskrakende soundtrack liet Whitney zien hoe zij op een stijlvolle wijze kon domineren, daar waar anderen alleen nog shockeren kenden (Madonna). Zelfs toen haar stembanden het opgaven was het niet de laatste toon van Whitney; Step by Step liet ze wat van zich horen, van duetten met Mariah Carey en andere diva’s tot remixen in de discotheek van It’s Not Right, But It’s Okay. Imposant, charmant en stijlvol. Dat was haar muziek.
Veel mensen hadden kritiek op haar leven en huwelijk; laten we echter nooit vergeten hoe vaak ze ons inspireerde met haar muziek. Toen, nu en later.
Rest In Peace, Whitney!
©SamRain
Whitney Houston

dinsdag 21 februari 2012

De vreselijke Fashion flaters


“Kleren maken de man – of breken hem.”
                                                            - Sam Rain
Ik heb een jongere neef die het presteert om epilepsie neigingen op te wekken met een felgroene broek en rood overhemd in de zomer. Heel gemeen lach ik ‘m uit achter zijn rug om, maar ‘vergeet’ mijn eigen fashionflaters uit het verleden. Tja, zonder een beetje zelfspot, ben je maar een koel persoontje.
1.              De ‘meisjesjas’
Hoewel deze flater eigenlijk is ‘opgedrongen’, blijft het een kroniek. Toen ik 5 was, kocht mijn moeder een dure spijkerjas met een capuchon. Volgens haar was het mooi en dus voor mij ook. Totdat mijn tantes, de jongste zusjes van mijn moeder, mijn nieuwe jas de bijnaam gaven van een meisje uit mijn klas (yep, was er vroeg bij). Als ik achteraf over nadenk, viel de flater best mee; hoewel ik het bijnaampje er best op kon verzinnen.

2.              De ‘tenniscap’
Zo’n pet, maar dan zonder de stof die je hoofd bedekt. Ik droeg ‘m overal en altijd. Ik snapte helaas te laat de ‘hamburger’-bestellingen veel te laat; McDonald’s medewerkers hadden ook zo’n pet...

3.              De ‘hoogwater’ broek
Ik begreep de term hoogwater niet; de veels te korte pijpen leverde een beroemde vergelijking op: Steve Unkel. Het deerde me niet – en bleef deze broek aanhouden, totdat zus de broek kwijt maakte.

4.              De ‘knalgele’ broek
Geel was de kleur van overwinning – tenminste bij mens-erger-je-niet. Het was ook de kleur die je beter voor een broek moet vermijden; met m’n zwarte shirt, was ik al snel ‘Maya de Bij’.

5.              Het ‘houthakkersblousje’
Wat mij heeft aangetrokken tot dit ouwe-lullen-design lag waarschijnlijk aan MacGuyver, en mijn fascinatie voor Schotland. Dagobert Duck was Schots, de Highlander was Schots – en ik wilde dat onbewust ook zijn.

6.              De ‘legerbroek’
Mijn geluksbroek: ik vond er altijd geld in. Het was mijn beste vriend in de regen, kou en onderweg met veels te veel zakken. Mijn toenmalige vriendinnetje vond ‘m echter zo lelijk dat ze dreigde hem aan stukken te knippen. Achteraf gezien, was de broek ook echt lelijk.

7.              De ‘Mickey das’
Kerstkado’s zijn vreselijk, maar ik was heel blij met de knalrode Mickey stropdas. Rood doet ‘t ‘m gewoon en Mickey is cool. De vloek zat echter verborgen in mijn gebrek aan kennis en ervaring; op een blauw overhemd bijvoorbeeld.

8.              De ‘tijgerblouse’
Een Dolce & Gabanna van 900 euro. Zachte stof en gekocht in combinatie met een suede broek van dito merk en Kenzo schoenen. Totaal prijskaartje: 3000 euro. Aantal keer gedragen: 2 keer. Aanleiding: Pimps & Ho’s Party. Broek uitgescheurd door de dikke reet van broer, tijdens biermarathon gekotst over de Kenzo’s. Blouse echter gedragen op kantoor en tijdens boodschappen.
Zo heeft iedereen wel zijn duistere geheimen opgesloten in de Doos van Pandorra; en bij deze hoop ik dat je meegegruweld hebt met de horror verhalen van Sam Rain!
©SamRain
Fashion

maandag 20 februari 2012

Antropologie op z'n blackies


“Wij. Zij. Ons. Hunnie. Iedereen discrimineert als ze niet alleen zijn.”
                                                                                                - Sam Rain
De frustratie van de meeste blanke mensen in omgang met de allochtone gemeenschap, is dat ze nooit gelijkwaardig worden gezien. Zo kan ik tegen een Marokkaanse Arabier zonder vieze blik ‘mocro’ zeggen of ‘moker’, een turk een ‘toerkie’ noemen, heeel sarcastisch ‘swaaa’ zeggen tegen een antiliaan, und tegen een Surinamer begroeten met ‘ey neger’. Chinezen vinden pingponger niet erg, want ‘koelie’ kan teruggeroepen worden. Want, ik ben niet blank. En dan mag het, want tja... een ‘tata’ is een ‘tata’.
Ook hebben we het ‘knikje’. Lopen we over straat als ‘minderheid’ (lees: waar 10 mensen blank zijn en 2 niet), dan seinen we met een korte haal van de kin naar boven, alsof we in de vijandelijke linies bevinden. Een allochtoon vraagt ook zonder schaamte een sigaret aan een ander; tussen de plantage exploitanten zijn we ‘broeders’. Zolang we niet met meerderen van eigen ras zijn natuurlijk – want dan word een ‘moker’ snel een ‘kameel’ en een ‘koelie’ een Aziatische jood.
Allochtonen zijn van mening dat het ‘blanke’ ras schuldig is van armoede en exploitatie. De VOC, Suriname en Zuid-Afrika zijn milestones voor deze reputatie. ‘Door jullie zijn we hier, dus wat zeur je’, of ‘vraag maar aan je opa wat ik hier doe’. Vinden we het woord allochtoon kwetsend? Nee. Het woord ‘buitenlander’, dat is kwetsend. Want ja, dat is wat extreem-rechts bedoeld met ‘buitenlanders oprotten’: ons. Caramel, bruin, zwart, bleek en soms geel (die met restaurant zijn ‘oké’). Daarom hebben allochtonen weinig sympathie voor die ‘rijke’ autochtonen; niet ‘ons’ probleem. Wij. Zij. Ons. Hunnie.
De politiek doet een dappere poging; laten we het ‘woord’ allochtoon schrappen. Zal het uitmaken? Welnee. Juist het woord allochtoon is een identiteitsaanduiding – als je deze schrapt krijg je het zwaar belegen ‘buitenlander’ of het addertje ‘medelander’ (alsof we niet weten wie er daarmee bedoelt wordt). Als je naar aanduidingen kijkt zoals radicaal, fundamentalistisch, terrorist en moslim – dan is allochtoon gelijk aan de lading van het laatste. En dan wilt men dat woord schrappen. Werkt dat in het voordeel van de niet-allochtonen? Nee, want het blijft een opvatting dat classificeert a la ‘Untermensch’.
Waarom wonen allochtonen bij elkaar? Er zijn twee antwoorden: het 1970 beleid dat we hier te ‘gast’ zijn en tja, je woont liever in een gemeenschap waar je geaccepteerd wordt. Want zeg eerlijk, de originele Nederlander vindt ‘aanpassen of oprotten’. Als Küksal op de hoek keurig ABN spreekt en geen problemen maakt van het vlees op de barbecue – geen probleem. Als Mohinder geen 50+ familieleden uitnodigt voor het ritueel voor zijn pasgeboren kind, geen probleem. Want helaas, maar waar – de allochtoon-o-meter heeft invloed op de WOZ-waarde. Nee, dan kies je liever voor een buurt die ‘Phagwa’ of een Hanoz begrijpt.
Krachttermen, zoals de ‘Integratie’ is mislukt, zijn belachelijk. Ik ken geen Marokkaan die 10+jaar in Nederland woont en geen ‘Hollands’ begrijpt, noch een turk die niet snapt dat je een boete krijgt voor crossen in een bebouwde kom. Geen Surinamer die niet weet dat je moet werken voor je geld, of een Antilliaan die weet dat stelen verkeerd is. Want als ‘integreren’ betekent dat we allemaal van haring moeten houden en Andre Hazes moeten nakraaien, wordt het tijd om de Winkler-Prins aan te passen in plaats van de wijzende-vinger-woordjes. Zolang wij allochtonen worden gezien als ongewenste bevolkingsgroep, zal het stigmata nooit kunnen helen en groeien naar een broederschap.
©SamRain
Allochtonen

zondag 19 februari 2012

Angst in hart: We zitten in de 3e Wereldoorlog


“Als we niet leren van het verleden, herhalen we de fouten in de toekomst.”
                                                                                                            - Sam Rain
Ik ben geen voorstander van karaktermoord of moddergooien. Maar de vergelijking tussen de PVV en NSDAP is bijna een gulden snede aan het worden. Maar niet alleen deze partij voor de Hollandse vrijheid vertoont deze karakteristieken; over de wereld lijken de bolwerken van haat zich te uiten als de tiranniek van de 21e eeuw.
Het eerste signaal is de schuld aan immigratie. Statistieken sturen grote cijfers die opgeblazen worden tot tsunami’s van ‘importmensen’, met als doel het nationaal goed te vernietigen. Vooral in economische crisis zijn deze de oorzaak dat de ‘broodroof’ plaatsvindt; het zondebokje is gevonden, want net zij hebben geen of amper stemrecht. Ze zijn de misbruikers van ‘onze’ gastvrijheid. We hebben immigranten geclassificeerd als de vijand – en de vijand bestrijden we immers.
Het tweede signaal is onderdrukking. Hoewel de grondwet mensen zou moeten beschermen, zijn er wetten van kracht én in aanmaak om mazen in de wet te rekken. Onder het motto van bescherming, want de vijand moet immers bestreden worden. De befaamde ‘Patriot Act’ van de VS, het boerkaverbod en minaretvergunning. De één sluit een persoon uit van een eerlijk proces, de ander legt restricties op het beleven van zijn of haar geloof en een cultureel bouwwerk valt onder ‘censuur’.
Het derde signaal is oorlogvoering. Irak, Afghanistan, Libië, Egypte, Pakistan, Syrië en Turkije. Wat hebben deze landen met elkaar gemeen? Behalve dat ze de grote groepering van de ‘vijand’ huisvesting bieden. Sinds twee decennia is de vijand in kaart gebracht en zijn de ‘veroveringen’ begonnen. Graag doet de groep van onze ‘beschermers’ de massa geloven dat ‘zij’ begonnen zijn; 11 september speelt als paradepaardje, met Theo van Gogh op z’n rug in ons land. Het gevaar is overal, want de ‘vijand’ is een guerrilla leger dat zich ophoudt in de mensenmassa. Kan iemand zich een jaar zonder ‘oorlog’ herinneren in de afgelopen 10 jaar? En wie maakten deel uit van die oorlogen? Waar de Verenigde Naties en het Noord Atlantische Verdragsorganisatie ooit een baken van vrede was, fungeren zij als propaganda apparaat. Tegen een resolutie stemmen, is stemmen voor de vijand. Hoor ik daar tirannie?
Het vierde signaal is het monddood maken en het creëren van martelaars. Maar niet vanuit de vijand, maar door projectie. Een groep radicalen krijgt een platform en de gemeenschap die het ware doel is, wordt tot verantwoording geroepen. De ‘vijand’ wordt belicht als een koelbloedig apparaat zonder weerwoord. Sympathisanten worden geprofileerd als ‘gehersenspoeld’ en linkse hippies die niet op aarde wonen. Media als het Internet wordt overspoeld met propaganda en nieuws dat niet tot stand wordt gebracht met journalistieke ethos.
De Europese Holocaust is in volle gang. De koningin wordt zelfs ongegeneerd verraadster genoemd, waneer juist zij de leiderschap vertoont zoals zij moet zijn. Iedere dag voltrekken zich ontwikkelingen naar middeleeuwse standaarden; al lang zijn we vergeten dat een bepaalde politieke partij het leger wilde inzetten tegen burgers uit Gouda. Onder het mom van vergelding en ‘bescherming’ stemmen wij voor of zwijgen we. Want stel dat we het goede zouden doen, zou het ons ten nadeel zijn. Want een vijand van het land, moet zijn paspoort inleveren; ook deportatie op massaal niveau is niet ver weg.
Zouden we over 30 jaar ook zeggen dat we het niet wisten? Van alle Cassandra’s wordt er geen enkele gehoord; we zijn doof en blind geworden. Met al onze kennis, zijn we het belangrijkste vergeten: de aarde is van ons allemaal.
©SamRain
3e Wereldoorlog

zaterdag 18 februari 2012

Mobile Apps die we allemaal wensen (maar nooit krijgen)



“De menselijke geest is ziek en gezond, door elkaar geschud.”
                                                                                    - Sam Rain
Kijk je wel eens op je telefoon en beeld je dan een icoontje in dat instantly ‘iets’ te voorschijn tovert, waar je echt naar snakt? Mijn app-ideeën zullen nooit gerealiseerd worden, maar vond het toch leuk om ze maar eens te delen.
1.     De vallende piano
Stel; je irriteert je mateloos aan een persoon die de “hint” niet begrijpt; een snelle ‘touch’ en floeps, bam, klets. Een vallende piano op die ‘toevallige’ GPS-coördinaten...
2.     De ‘Mute’ Button
Eigenlijk was je hem/haar al een minuut of vijf kwijt, en zo sociaal dat je bent, blijf je op de automatische knik-en-uhhu modus. Alleen dat gekwetter stoort wel door je belangrijke gedachten heen (zoals de rest van je agenda). Bliep. Rust!
3.     De Hologram Stand-In
Een meeting waar je verplicht bij moet zijn van de Amerikaanse manager, of een verplichte bruiloft. Zou een hologram dan niet een ideale plaatsvervanger zijn, zodat je op tijd kan besteden aan ahum belangrijke zaken? Bzzzzmmm!
4.     De Bob
Slokje op? In plaats van de tommy de BobBob; hop in je carkit en de app navigeert jou en vrienden naar huis en neemt de besturing over. Stoeltje achterover en snurken maar! Wel blijven updaten, want zonder nieuwe kaarten rijd je BobBob de sloot in een nieuwbouwwijk. Brrroemm!
5.     De Karma App
Een simpel programmaatje dat je hart uitleest en een actuele balans geeft van je goede en slechte daden. Met een scan functie om de Karma van een ander te meten – ook van Dommy Teleshopping verkopers.
6.     De Tijdstopper
Gewoon de pauzeknop van de wereld – even een huahaawww schreeuw als je boos bent of een groot aantal practical jokes wilt uithalen met je collega’s. Ach, de rust voor al die deadlines! Tik, tok, ti...
7.     De Pookamon
Net zoals de gekke bal, maar nu als app, je gevaarlijke huisdieren op zak. Geen kennel of kattenasiel, extra treinkaartje of speciaal hokje. Eventueel beamen en verzenden naar je vrienden om de diertjes uit te laten.
8.     De Apocalypso Button
Als de Heer komt uit de hemel en iedereen verteld dat het dit keer écht voorbij is, een app die alle mensen die je nog moeten vergeven een blauw schermpje geeft met een ‘ok’ knop en de vriendelijke mededeling dat het om een vergeving gaat. Tja, de hemel heeft nu eenmaal een hoop criteria!
9.     De geest uit de phone
Een app die met behulp van Touch ‘gewreven’ moet worden en een geest te voorschijn haalt voor 3 wensen naar keuze. Nadeel is wel dat je de wetenschap hebt dat er een machtige geest in je telefoon woont, die na 3 wensen de rest van je leven kan afpersen! No secret is safe!
©SamRain
App-ideeen

 

vrijdag 17 februari 2012

Verliefd, verloofd, getrouwd, gebaard


“Het ergste van koppels is dat ze andere koppels kennen.”
                                                                                    - Sam Rain
Na je 25e is het leven ineens anders; de naderende Apocalyps van de drie-nul nadert alsof alle tekenen voor je ogen verschijnen in de vorm van een Google-alert. Je vrienden zijn óf kansloos óf zijn gaan ontwikkelen: huisje, boompje, BMWtje. Je ontkomt er niet aan dat je sociale controle het tijd vindt om van je Peter Pan syndroom (lees: het nooit volwassen willen worden) af te komen en je begint voor te bereiden op het nakomelingenproces. Als dertiger kun je lachen om de grootste paniek periode van je leven; dat geldt voor diegene die de achtbaan doormaakt wel even anders.
Misschien speelde de hele ceremonie af in je poppenhuis, maar iedere jongen geboren in de ‘80’s deed dat niet; ik wijt daarom het concept ‘bindingsangst’ volledig aan G.I. Joe en Thundercats. Trouwen? Dat doen helden niet en was alleen voor ‘meisjes’. Maar ook mannen worden onder druk gezet na hun 25e (met name door de oudere vrouwen in hun leven – oma, tante, moeder). Wanneer je daar niet bezig mee bent geweest, is dat ‘settelen’ een enge droom: van Porsche naar Prius, van Patat naar Pasta en van Stappen naar Slapen. En vader worden? Leuk een jongen om mee te voetballen, maar wat nou als je een meisje krijgt (of drie) – wat dan?
Alsof de voorgenoemde situatie al niet de voorloper is van hartklachten, wordt het pas echt ernstig in een relatie. Vrienden (incluus je eigen én die van je ‘significant other’) gaan samenwonen, verloven en trouwen – en de dikke buiken maken hun opmars. Bij de eerste is het ‘leuk’, maar bij de vierde lijkt het net alsof je gepland staat om achtergelaten te worden in het bos; óf je doet mee óf je bent een spelbreker. Stel je voor: een gesprek over luiers, kosten van luiers en de inhoud ervan. Zonder ‘expertise’ of praktische ervaring... tja, dan sluit je niet meer aan.
Dan komen de spoken; je ziet ze overal: vaders met uitdrukkingloze blikken, alsof ze in aanraking zijn gekomen met een Dooddoener (zielzuigend monster uit Harry Potter). Hun kalende hoofd en bierbuiken, langzaam transformerend naar de Ogres uit Lord of the Rings. Het besef dat je jeugd voorbij aan het gaan is; het begin van je Quarter-Life-Crisis. Nat van het zweet wordt je wakker, nadat je hebt gedroomd van een Sedan uit de Renault reclame in plaats van een Shelby GT Mustang. The End is near!
Volwassen worden is een slecht gedefinieerd begrip; we leren op school en thuis dat je voor spek-en-bonen volwassen bent op je 18e en op je 23e op z’n ‘echies’. Dat zie je aan je salaris – en als je scherp bent, aan hoe mensen je behandelen. Denk je. Helaas is het een grote truuk van de overheid om sneller geld van je afhandig te maken en helaas – we trappen erin met een grote glimlach, denkend dat het zwembad vol stront ruikt naar Dennenfris of Lavendel.
Je bent volwassen als je de term ‘relatie’ begrijpt. Jouw relatie met de wereld, je relatie met andere mensen en je relatie met jezelf. Een relatie is een verbinding en een beeld; alles heeft een relatie. Wanneer je een relatie aangaat met een ander mens, dan betekent het dat het een bi-directionele verbinding is. Deze verbinding bestaat uit ‘liefde’, vaak een specifieke vorm.
In het geval van levenspartnerliefde (Scrabble Score!), dan gaat het om méér dan seks en andere leuke dingen doen. Feitelijk sluit je een werkcontract, een samenlevingscontract, een onbepaalde looptijd van het ‘samen zijn’ (hypotheek zonder huis en overdrachtsbelasting) en een voortbestaancontract. In een contract staan goede dingen en grenzen; en ieder contract berust op vertrouwen. En als je de contracten goed doorneemt, zul je zien dat het niet alleen behoorlijk meevalt, maar de baten groter zijn dan de kosten!
©SamRain
Ouder worden

donderdag 16 februari 2012

Management als vaardigheid: Mensen ontwikkelen


“De capaciteit en kennis van mensen moet je zien als immaterieel vermogen.”
                                                                                                            - Sam Rain
De grootste opgave in management naar de werkvloer is het ontwikkelen van mensen; mensen die zich niet ontwikkelen produceren minder, leveren minder kwaliteit of verlaten zelfs de organisatie. Motivatie is niet eenrichtingsverkeer; je kunt pas motivatie hebben als je gemotiveerd bent!
Bij het ‘ontwikkelen’ van mensen denkt menig manager voornamelijk aan trainingen en andere zaken waarvoor ‘betaald’ moet worden. Echter is het ontwikkelen een universeel proces, waar een vaardigheid in complexiteit en kwaliteit versterkt wordt. Terwijl je dit leest, ben je met persoonlijke ontwikkeling bezig en – ongeacht de reden – had je een motivatie om eraan te beginnen; wanneer je een vergelijkbaar artikel zou lezen of een opvolgende, is het een ontwikkeling binnen een ontwikkeling. Een taak voor de manager is om van dat abstracte ontwikkelen een concreet, bruikbaar en toetsbaar ‘kapitaal’ te genereren.
Om mensen te ontwikkelen is het belangrijk om te begrijpen wat ze nu precies motiveert. Vaak is het een soap van allerlei, maar ze kunnen allen verdeelt worden over de volgende gebieden:
·      goede betaling (financiële ontwikkeling)
·      werksfeer (sociale ontwikkeling)
·      verantwoordelijkheid (leiderschap)
·      initiatief / inbreng (creativiteit)
·      talent-werk verhouding (professionaliteit)
·      kennis (intellectueel eigendom).
Iedere werknemer wilt ontwikkelen (al is het alleen al qua betaling). Echter is ontwikkelen een proces dat zich spreidt over een onbepaalde tijd; ook hoeft een ontwikkeling niet een groot verschil te brengen. De manager is verantwoordelijk voor balans en moet begrijpen dat niet de werknemer het leerplan in kaart brengt – die denkt in eigenbelang, maar hij of zij zelf.
Er zijn een aantal strategieën die je als manager kunt gebruiken om mensen te ontwikkelen:
-       een preventief, collectief ontwikkelplan
-       een op maat gemaakt, individueel ontwikkelplan
-       een periodiek, evaluerend ontwikkelplan.
Performance Management combineert vrijwel de eerder genoemde strategieën, dat een uiterst effectief middel is om de ontwikkeling van mensen te waarborgen. Het nare imago van Performance Management komt door managers die ontwikkelen agressief opdringen; mensen zijn nog steeds mensen en hoewel informatie overal beschikbaar is, zijn de verwerkers van informatie tot een bepaalde grens in staat om deze te absorberen. Ontwikkelen onder dwang degradeert het gehele doel: motiveren. Helaas, zoals bij veel zaken waar een vorm van kapitaal aanwezig is, heb je nu eenmaal kapitalisten van het ergste type.
Ontwikkelen is meer dan een plan en actiepunten. Het persoonlijk contact kan nooit vervangen worden (tenzij je met niet-menselijke robots werkt) en is een belangrijke factor in het bewaken van motivatie. Een ieder wilt gehoord worden, maar niet iedereen wordt gezien. Vaak verblijven mensen in hun comfort-zone uit angst voor ontwikkeling; bij meer ontwikkeling is men van gedachte dat er meer verwacht wordt – en dat is ook zo, alleen niet op de korte termijn die ze verwachten.
Ontwikkelen van mensen is geen activiteit die veel tijd in beslag neemt, tenzij je dat toelaat. Mensen willen altijd meer dan dat er qua middelen en budget mogelijk is en nemen daar een groot eigen belang in mee. Als manager is het een motto: nee is ook een antwoord. Een ontwikkeling die op lange termijn geen rendement oplevert, ongeacht in de vorm van motivatie of generatie is een slecht idee. Snoepreisjes lijken mensen te motiveren, maar leveren aan lange termijn geen menselijk kapitaal op. Echt waar...

Meer lezen over het onderwerp management? Klik hier voor de inhoudsopgave van alle artikelen!
©SamRain
Ontwikkelen

Management als vaardigheid: Organiseren naar verantwoordelijkheid


“Mensen zijn robots met een eigenaardig programma, waarvan we de ontwikkelaar niet kunnen bereiken en de enige handboeken over gedateerde versies gaan.”
                                                                                                            - Sam Rain
In de organisatie draait het om 2 dingen: wie staat in relatie tot wie (hiërarchie) en wie is verantwoordelijk voor wat. Als je weet wat er gedaan moet worden, dan moet de uitvoerende wie het kunnen verantwoorden bij de toezichthoudende wie. Recht voor z’n raap en het is een feit; organiseren is makkelijk – zolang je maar weet welke wie de rol van wie gaat vervullen, en waarom perse die wie.
De wie-tjes in de organisatie zijn mensen met een uitvoerende rol en eventueel een verantwoordelijke rol. Bij het uitvoerende spelen de intrinsieke elementen de hoofdrol (voldoening / tevredenheid) en bij de verantwoordelijke rol gaat het om strategie (leiderschap, missie en betrokkenheid). De verantwoordelijke rol kan daarom gezien worden als een ‘super’ rol bovenop de uitvoerende rol, omdat de laatste voor iedereen toepasbaar is – iedereen in de organisatie verricht werkzaamheden naar gelang van zijn of haar functie.
Het Amerikaans model verschilt er niet veel van: satisfaction (tevredenheid), commitment (betrokkenheid), leadership (leiderschap) en accountability (verantwoordelijkheid). Het verschil is dat het Amerikaans model allen verenigd en gebruik maakt van potentiewaarden, terwijl het modulaire model verantwoordelijkheid vertaald naar functie. In Nederland, waar de bureaucratie heerst in een puntkommajota regelgeving, is het Amerikaanse model vaak omstreden, vanwege CAO’s en arbeidsrechten. Het Amerikaanse model leent zich echter ideaal voor mega-bedrijven om het menselijk kapitaal te meten, maar is echter minder discriminerend. En echt waar, discriminatie kan ook positief zijn (daarom mag het alleen niet in specifieke situaties en op personen); vooral in het organiseren.
Over verantwoording wordt in Nederland vaak luchtig gedacht; ergens zijn we een stel zeikerds bij elkaar – het is nooit goed. Vooral de opvattingen over socialisme en democratie, geleid door de vrije meningsuiting, maakt het bijna ‘onnatuurlijk’ om voor een baas te werken. Echter in een organisatie is er géén sprake van ‘democratie’, maar een regelrechte monarchie – directie en aandeelhouders. Deze vorm van organiseren dwingt een hiërarchie af van ‘boven’ naar ‘beneden’. Hoe hoger, hoe meer verantwoordelijkheid.
Verantwoordelijkheid is méér dan een vaardigheid; het is een gevoel bij een werknemer om zijn of haar functioneren te beheren alsof het schaars kapitaal betreft. Het is ook een factor waar men op ‘afgerekend’ wordt wanneer verwachtingen niet worden voldaan. Een verantwoordelijke functie vereist dus de nodige empathie, ‘boekhoudkundig’ vermogen, sociale vaardigheden en presentatie. Hoewel de mate van deze elementen gemeten kan worden met behulp van resultaten, kun je het incasseringsvermogen van een verantwoordelijke nooit accuraat meten. Het is daarom aannemelijk dat iedereen zich kan ontwikkelen, maar sommigen deze eigenschappen van nature hebben meegekregen – en dus de voorkeur geniet.
Een verantwoordelijke rol staat altijd tussen twee vuren: de boven- en onderkant van zijn of haar verantwoordelijkheid. Het is echter van cruciaal belang dat altijd de bovenste laag als prioriteit telt. Men kan niet twee heren dienen en zo geldt dit ook voor verantwoordelijkheid; het is ook ineffectief omdat hiërarchie van ‘boven’ naar ‘beneden’ werkt.
Een verantwoordelijke rol kan dus het best ingevuld worden door een persoon die a) loyaal is aan de onderneming, b) leidinggevende capaciteiten bezit, c) beslissingen afweegt naar kosten en baten. Populariteit en respect spelen óók een rol, maar zouden nooit de hoofdreden mogen zijn voor selectie.

Meer lezen over het onderwerp management? Klik hier voor de inhoudsopgave van alle artikelen!

woensdag 15 februari 2012

Management als vaardigheid: Betrokkenheid stimuleren


“Iemand vastbinden maakt iemand betrokken – maar is het effectief?”
                                                                                                - Sam Rain
Het woord “commitment” oftewel betrokkenheid wordt in grote bedrijven vaker misbruikt dan koorknaapjes in de Rooms-Katholieke Kerk. Zo, dat is eruit. Ter correctie van hen die een belangrijk aspect zo te niet doen: betrokkenheid heeft te maken dat een uitvoerende rol in de onderneming (inclusief de verantwoordelijken) zijn ‘goed’ functioneren in belang is voor ‘het bedrijf’ – en dus goed voor henzelf plus collega’s.
Vaak wordt ‘commitment’ gezien als het overschrijden van arbeidsuren; na het werk toch werken. Of net op tijd dat hele belangrijke rapport in de nachtuurtjes afmaken. Helaas, dat is enkel uitsloven – wat helemaal niet erg is, als je ervoor kiest. Ook je vrije weekenden opgeven voor ‘vrijwillige’ trainingstrajecten of ‘teambuilding’ heeft niets met ‘commitment’ te maken. Helaas, dat is enkel netwerken – wat veel voordeel oplevert, als je in zicht wilt staan.
Betrokken werknemers zijn ‘sympathieke’ werknemers; zij verlenen de gunst aan het bedrijf door vertrouwen te schenken in haar toekomst. Het reilen en zeilen is in ieders belang en geeft een meer collectief/sociaal gevoel – ook wanneer het wat minder gaat. Het bedrijf is goed voor hen en zij, zij zijn goed voor het bedrijf. Een betrokken werknemer is bereid om soms even ‘vliegende keep’ te zijn, omdat collega van afdeling X thuis zit vanwege een emotionele situatie. Want, een arbeidscontract geldt voor het uitoefenen van een specifieke functie en niet alles is een ‘nevenactiviteit’.
Betrokkenheid is niet vergelijkbaar met flexibiliteit, hoewel het wel er mee ‘verward’ wordt. Betrokkenheid betekent sympathie, met als resultaat dat er ‘flexibiliteit’ is in wat er naar ‘redelijkerwijs’ gevraagd kan worden van een werknemer.
Amerika heeft veel invloed op het gebied van strategie; er zijn talloze boeken en artikelen geschreven – de één briljant, de ander onzin – die door Europa zijn geassimileerd. Nederland is géén Amerika, vooral wat cultuur betreft. Waar de Amerikaan gestreeld moet worden, is de Nederlander praktischer. Hoewel er vele adopties succes hebben, is de Amerikaanse strategie voor betrokkenheid niet bepaald een succes in dit kikkerlandje. Sterker nog, het wordt als irritant en dwangmatig ervaren. Hier werken we om te leven, niet om te werken!
Toch is betrokkenheid een belangrijke factor; het is een statistisch feit dat werknemers in Nederland de werkomstandigheden en de interesse van een bedrijf naar hun oer-Hollandse ongezouten mening een groter belang vinden dan de reden om te werken, namelijk de betaling van verrichte diensten. Omdat Nederland relatief ‘klein’ is, betekent betrokkenheid ook marketing; een ‘goed’ bedrijf is betrokken en een ‘slecht’ bedrijf van Duits origine.
De sleutels van de deur naar betrokkenheid zijn van interesse; werknemers moeten geïnteresseerd raken in het bedrijfsbelang én (vaak vergeten) de interesse in hen. Een goede manager hoeft zich dan ook zelden druk te maken over de betrokkenheid van zijn team; hij of zij investeert voldoende interesse (lees: meer dan emailtjes met enquêtes en klassikaal overleg) in de individuen waar er verantwoording over moet worden afgelegd. Interesse tonen heeft meer inhoud dan veren in de reet steken; het zou hetzelfde zijn als een gescheiden ouder zijn of haar kind omkoopt om de ‘goede’ ouder te lijken – en diep van binnen weten we het antwoord dan al.
Een betrokken medewerker is het rendement van een boekhoudkundige term ‘voorziening’; je investeert voor het geval je het nodig zult hebben- en die dag(en) komen vast en zeker!

Meer lezen over het onderwerp Management? Klik hier voor de inhoudsopgave van alle artikelen!
©SamRain
Commitment

Management als vaardigheid: Resultaatgericht belonen


“The first one to complete five tasks today, earns a game by choice.”
                                                                                                            - Sam Rain
In Nederland kunnen we van kleur verschieten als het gras groener is bij de buren. Ik ben ook van mening dat Nederland qua cultuur over het ‘algemeen’ best in het communisme zou passen – met uitzondering van kapitalisten als ikzelf. Het woord ‘bonus’ lijkt een vies woord te zijn geworden, vanwege misbruik van collectieve middelen; echter blijft een prestatiebonus een uiterst effectief middel.
Ver over de zee is het niet anders dan normaal; wanneer je excelleert, krijg je daar wat voor terug. De werknemer is Amerika een marathonloper met een opgeblazen ego, winning is all. Hier een paar honderd meter onder de zeespiegel, zien we alles in samenwerkingsverband. Teams zijn roeiers; het is een gezamenlijk resultaat en ‘eerlijk is eerlijk’. Helaas worden bonusregelingen toegepast op radicale wijze – óf iedereen krijgt ze (met hier en daar een enkele uitzondering) óf een enkele sectie kan ze verkrijgen (wat dan meer een vorm van provisie is... brrr, belastingtrucjes).
Het doel van een bonus is prestatie, doordat het als middel een competitie uitlokt. Neem een groep ego’s, stel een bonus vast voor een bepaalde tijd prestatie en voila, omhoog gaat de productie. Dit simpele, maar uiterst effectief systeem werkt alleen als ieder in het team kans maakt op de bonus. Dat betekent meer dan participatie; een wiskundesom is voor het slimste jongetje van de klas een peulenschil – en omdat anderen weten ‘weinig’ kans te maken, mist het dus het doel. Individuele prestatie belonen is zeker belangrijk, maar gaat ook prima met collectieve middelen. Ook oneerlijk is het vaststellen van onredelijke eisen, waardoor enkelen de ‘sympathie’ punten krijgen; er is geen destructiever middel om je team te demotiveren.
Ik moest eens een klein team beheren van programmeurs; de directeur had onmogelijke eisen neergezet om de ‘kerstbonus’ te behalen, met de wetenschap dat alleen de manager aan de competitie kan voldoen. Ik besloot de desbetreffende bonus toe te voegen aan het ‘budget’ en dreef er 10 kleine competities uit. Resultaat: ondanks de drukte en onredelijke arbeid was de prestatie uitzonderlijker dan in vergelijking met andere maanden.
Een ‘bonus’ is meer dan een tegemoetkoming; het is een blijk van waardering voor het gedane werk buiten normale verwachting. Daarom is een collectieve bonus enkel goed voor een gezamenlijk behaal resultaat, wat zeker geen slechte investering is; je koopt er immers motivatie voor terug!
Een periodiek terugkerende bonus werkt alleen goed, wanneer de interesse voor de bonus wordt gewekt zonder dat het afgunst teweeg brengt. Afgunst is een ‘showstopper’, waardoor presterende werknemers vervreemden van het team; de werkvloer is géén Utopia en is onderhevig aan roddel, pesten en intimidatie.
Jaren geleden had mijn manager voor een groot Amerikaans bedrijf een briljante zet; bij diverse criteria kon ieder team punten halen voor een collectief doel: een Playstation II (destijds het neusje van de zalm) in een aparte ruimte – voor ontspanningsdoeleinden. Maar het allermooiste was nog dat hijzelf meeparticipeerde. Als ik zo terugkijk, heeft hij met een beperkt budget de productie op hoog niveau gehouden; als hij tevredenheidmetingen had gedaan, weet ik dat deze de pen zouden hebben uitgeschoten.
Resultaatgericht belonen gaat niet om ‘geld smijten’; het gaat om prestatie te stimuleren vanuit het eigen belang.

Meer lezen over het onderwerp Management? Klik hier voor de inhoudsopgave naar alle artikelen!

dinsdag 14 februari 2012

Ode aan de liefde


“Voor de één een werkwoord, een ander een abstract; voor ieder een wonder die het ervaren mag.”
                                                                                                                        - Sam Rain
Iedereen kent het, maar niemand snapt het: liefde. De liefde voor een ‘significant other’, naastenliefde, de liefde voor je kinderen en ouders, broeder- en zusterliefde; ik beaam de Bløf-filosofie dat alles liefde is – zelfs haat en jaloezie. Het is een gevormde vormloosheid, de liefde.
Je kunt van mensen houden dankzij de liefde, maar ook mensen afstoten omdat je géén liefde voor ze hebt. Liefde betekent natuurkunde; een relatie tot een object of iets met een aantrekkingskracht zodat het voorwerp of de persoon onderdeel wordt van jouw universum. Zo is je levenspartner de zon én de maan; ze houden je warm en bepalen de getijden van het gevoel. Je beste vriend is Mars, een planeet die het meest nabij staat en op je lijkt. Je schoonmoeder is natuurlijk Mercurius – nabij de zon en niet bepaald het oppervlak waar je als aarde mee kunt relativeren. Venus is je passie voor hetgeen wat je graag doet en Saturnus is je rolmodel omdat zijn ringengordel je fascineert. Jupiter is je werk; een giftige gasplaneet vol stormen en de collega’s cirkelen als manen erom heen – Titan is de collega waardoor het werken draagbaar wordt. Neptunes is de verre vriend die je eens in de zoveel tijd spreekt en lekker ver weg is Pluto; de dromen en ambities uit je jeugd. Ver weg blinken de sterren, het licht van de maatschappij; zonder hen is het maar een koude lege ruimte. We kunnen de liefde plaatsen, maar begrijpen we haar?
Liefde komt en liefde gaat, wordt soms geboren en zelden vergaat. Het hart is voor de liefde geen fysiologisch orgaan, maar een te nauwe doos voor een veels te groot kado. Liefde versiert en liefde verrast; liefde bedwelmt en liefde verhard. Liefde is zoet, maar zonder liefde is het bitter. Liefde reist, maar blijft op één plek; een vitaal orgaan dat de dokter niet kan genezen.
De liefde kan men niet kopen of verkopen, en toch kent de liefde haar prijs. De liefde is eeuwig, maar altijd te kort. Wie kent de liefde bij zijn naam en wie kent haar kleur? Wie kan haar vinden of hem oproepen bij wil? De kracht van de liefde kan heel de mensheid bewegen, maar geen koelkastlampje laten branden; de energie die de liefde opwekt ontbindt alle wetten der natuur, zonder ze te breken. Is de liefde te bewaren? Want de liefde kan zich oneindig verspreiden zonder verloren te gaan; toch is elke liefde voor iedereen – voor hem, haar en het.
De liefde van een moeder, de liefde van een kind. De liefde tussen twee personen, en de liefde van een narcist. Een liefde voor kunst, een liefde voor een sigaret. De liefde van familie en de liefde van je hamster. Een liefde voor kennis en een liefde voor geld. Een klein woordje of een ode aan; van knipoog tot een huwelijk, van een lach naar dat ene zinnetje. Een zoen, maar ook een knuffel of een arm om je heen. Het licht in het duister of donkere wolken op een zomerse dag; vol van liefde of gebrek aan liefde – water, voedsel, liefde en onderdak. Voor de één op het witte paard en voor een ander op de ezel. Voor de één Brad Pitt en de ander een goede vriend.
Liefde is inspiratie. Liefde is kracht. Liefde is gevoel. Liefde is macht. Liefde is geestelijk. Liefde is fysiek. Liefde is mededogen. Liefde is paniek. Liefde is fascinatie. Liefde is gruwel. Liefde is eenzaam. Liefde is vermogen. Liefde is kapitaal. Liefde is bewapend. Liefde is pijn. Liefde is blijdschap. Liefde is dit. Liefde is dat. Alles is liefde en liefde is alles; maar liefde is vooral relatie, dus:
Liefde is samen. Een hele fijne Valentijnsdag toegewenst!
©SamRain
Liefde is...

maandag 13 februari 2012

Het menselijke genaamd arrogantie


“We hebben veel gemeen met de dieren om ons heen.”
                                                                        - Sam Rain
Mensen geloven in hun superioriteit; als pratende papegaaien met de sexdrive van bonobo’s en de oorlogszucht van mieren, kwekken we graag over ons ‘denken’ en ‘intelligentie’. Mensen zien zichzelf als de top van de voedselketen en de kroon der schepping; precies deze opvattingen verblinden onze kijk op onze medebewoners van deze blauwe knikker.
Dieren hebben verstand. Dieren hebben emoties. Dieren hebben empathie. En ik vind, dieren hebben een ziel (oh-oh). Weliswaar in de proporties dat ze nodig hebben, maar ze zitten echt niet zonder. Hoewel menig antropoloog en ‘evolutionair’ bioloog me nu met intensiteit de ogen zou willen uitkrabben, neem ik het ze niet kwalijk. Ze zijn nu eenmaal niet zo ver ontwikkeld als ik. Ik vind het niet ‘verwonderlijk’ dat een aap economie begrijpt of een papegaai kan tellen. Les één in zelfverdediging: onderschat niemand; les één, lid 2 herziening Sam Rain: onderschat niemand en niets.
Sommigen beweren dat dolfijnen intelligenter zijn dan mensen, maar is dat eigenlijk wel zo? Want qua intelligentie denken wetenschappers in vergelijking met onszelf – terwijl intelligentie méér inhoud dan rekensommetjes uitvoeren en ruimtelijk inzicht. Ik vind persoonlijk dieren slimmer dan mensen, omdat ze gebalanceerder omgaan met de natuur (en de ‘zogenaamde’ evolutie hebben ontweken om acceptgiro’s te moeten betalen). Alles is relatief, zei Einstein. Al ging het bij hem om perceptie, het relationele moet dan nog steeds wel rationeel blijven; dolfijnen met mensen vergelijken, is appels met ezels vergelijken.
Emoties classificeren we als gevoel, maar dat ‘gevoel’ is een prikkel dat ons aanzet tot gedrag. Als dieren geen emotie kennen, hoe kunnen ze dan hechten aan een ‘eigenaar’, zoals honden en katten?
Wetenschappelijk maken we op neurologisch gebied veel vorderingen, maar we kunnen in niemands ‘hoofd’ kijken en informatie onttrekken dat als ‘feit’ dient wat betreft ‘gevoel’ – hooguit waar activiteit plaatsvindt. Inlevingsvermogen is misschien een ontwikkeling van een soort, maar alles dat meercellig is en prikkels van buitenaf kan waarnemen kent emotie. Emotie is een interpretatie van een prikkel, daarom heeft elk ademend dier een vorm van emotie.
Van dieren kunnen we enorm veel leren; ergens onderweg, waarschijnlijk door religieuze opvattingen, hebben we een waanbeeld naar boven gebracht dat de mens ‘superieur’ is. Het is niet te bevatten hoe fascinerend, inspirerend en fenomenaal het dierenrijk is. Wanneer we naar dieren kijken, denken de producten van de evolutionaire biologen dat ze ergens gestopt zijn met ontwikkelen. Maar het tegendeel is waar.
Haaien zijn kankerresistent. Vogels bereiken bestemmingen waar Easy Jet een puntje aan kan zuigen. Dolfijnen kunnen navigeren met behulp van hoge tonen. Cheeta’s zijn de snelste landzoogdieren. Honden ruiken en horen tot driemaal verder dan het menselijk vermogen. Katten trekken hun nagels in. Kameleons veranderen van kleur. Kamelen kunnen grote droogtes aan. Olifanten hebben een neus dat dient als extra hand. Hagedissen blijven heel hun leven groeien. De huid van krokodillen is bijna ondoordringbaar. Zeehonden overleven in ijskoud water. Een kakkerlak is resistenter in elke nieuwe generatie. Bijen houden ecosystemen in stand door slechts te eten. Chimpansees slingeren met gemak door bomen. Een slang lokaliseert een prooi door zijn tong.
Mensen? Mensen zijn ‘evolutionair’ zwakkelingen. Fysiek leggen we het af, zonder hulp van andere mensen, tegen alles met een gebit in onze gewichtsklasse. Tja, wie niet sterk is – moet wel ‘slim’ zijn; zonder onze hulpmiddeltjes stellen we écht niet zoveel voor.