maandag 27 februari 2012

Parabel van Sam


“Het is eenzaam op een onbewoond eiland – dat vergeet men weleens.”
                                                                                                - Sam Rain
Daar kwam de zeeman op zijn vlot aan op het onbewoonde, tropische eiland. Hij was opgelucht; want na een ernstige schipbreuk tijdens een heftige storm, had hij het kantje boord overleefd. De sterke branding had zijn zelfgemaakte zeil in stukken gescheurd en de haaienvinnen boorde hem veel zorgen om het land in zicht heelhuids te bereiken.
De zon schitterde op zijn uitgedroogde lippen en glinsterende ogen; het eiland leek groen en dus vruchtbaar met gewassen allerlei – diep in gedachten droomde hij van appels en mango’s vol sap en kippetjes om te plukken en roosteren. Het blauwe water kleurde langzaam naar groen naarmate hij het strand naderde; het felgele zand wuifde hem tegemoet.
Vlak nabij sprong hij in het water en trok zijn vlot naar de zandbank voor hem; hij maakte een vreugdedansje van plezier toe hij het geknetter van vogels hoorde. Ook keek hij verhongerd naar de horizontaal bewegende krabben – het zou het diner worden van zijn leven. Even kwam hij tot rust, om snel te gaan speuren naar zoet water op het eiland. Zout water zou hem uitdrogen en zelfs het leven kostten!
Het eiland vol bomen en wezens allerlei, zat ook vol rotsen en andere gesteenten; maar een bron van zoet water vond hij nergens nabij. De zon ging bijna onder en de uitgedroogde zeeman zag het niet meer zitten en viel pardoes neer van zwakte tegen een lange, tropische boom. De zeeman hallucineerde en dacht aan een einde komend voor hem – zoveel overleeft en dan nog sterven in een duivels paradijs. Verdrietig en verzwakt, sloot hij zijn ogen, hopende op een volgende dag – het liefst op regen vallende op hem.
Hij opende zijn ogen door het gepriem van gezang; vele vogels vlogen over en hij raakte gefascineerd in stilte. Plots zag zijn oog het vallend object te laat; de kokosnoot brak open op de plek waar hij net lag. Slobberend nam hij het sap tot zich en na alles te hebben verorberd, ging hij met goudkoorts bezeten op zoek naar meer.
Geen kippen gevonden, maar wel fruit ontdekt; ineens zat het eiland er vol mee. Had hij gisteren wat naar links gekeken of nét iets langer gezocht, dan was het feest geweest. Maar vandaag kwam ook goed uit, dacht de zeeman, een hap nemend uit de verse banaan. Vannacht maak ik een hut in dit nieuwe paradijs en begin ik met de rest van mijn leven.
Uren werden dagen, dagen werden weken, weken werden maanden en de maanden werden jaren. Hoewel de vogels voor hem zongen, de zwijntjes voor hem knorden en de vissen tegemoet zwommen naar zijn speer, verlangde de zeeman naar de wereld die hij eens kende. Een bakje koffie, of verse kibbeling. Een portie bami van de Chinees, of het voetballen in competitie. De geur van zijn vrouw, de aandacht van zijn kinderen en hoe zijn moederlief het zou maken. Stiekem droomde hij ervan om terug te keren, maar in welke richting te moeten gaan zonder kaart?
Eenzaam en alleen stierf de zeeman op het onbewoonde eiland, dat na jaren zijn huis te zijn, weer terugtrok in de Stille Zuidzee. Hij was te oud om terug te keren, want hij twijfelde jaren te lang. Want zijn laatste wens was om niet alleen te gaan, maar het moest toch zo gebeuren. Had hij de kans genomen om terug te gaan, was misschien zijn leven verloren... maar niet alleen weg gegaan!
©SamRain
Eiland

Geen opmerkingen:

Een reactie posten