“Een kunstwerk is op zijn best als deze staat voor een vloedgolf van inspiratie, niet vanwege de artiest”
- Sam Rain
- Sam Rain
De Renaissance is mijn favoriete tijdperk als het gaat om kunst; niet vanwege haar immense populariteit en bekendheid, maar de schepping van menselijke iconen. Leonardo Da Vinci, Michelangelo en Rafael zijn de bekende grootmeesters uit Florence; tevens de schokgolf veroorzakers die leidden tot de ‘barok’ waarvan we de werken van onder andere Rubens, Rembrandt en Vermeer kennen. Al ben je nooit eerder een museum binnengestapt, de kans is groot dat je weleens van deze iconen hebt gehoord.
Maar wat is er nu zo bijzonder aan de Mona Lisa of de School van Athene? Vooral door avonturistische romans zoals de Da Vinci Code denkt men aan geheime boodschappen verwerkt in de kunst; hoewel protest en symboliek ook een extra smaakje geven aan de werken is het niet het aller-verwonderlijkste. Iemand die van geschiedenis houdt en met name kennis heeft van de 14e tot 17e eeuw in Europa, zal hoogstwaarschijnlijk van deze kunst houden (en allerminst appreciëren).
Vanaf de Renaissance herleeft de kunst een nostalgisch pad; realistische beeldhouwwerken, fresco’s en verweving met een idealisme uit de oudheid. Stof van literaire werken worden afgeblazen, zoals die van Aristoteles, Plato en Socrates en de wetenschap wint langzaam terrein in een tirannieke machtstijdperk van de kerk en stedenstrijd. Hoewel veel ideeën en technieken bekend zijn, bloeien ze opnieuw (vandaar de naam ‘Renaissance’ dat ‘wedergeboorte’ betekent) en door een groot verschil tussen arm en rijk krijgt de kunstwereld een elitaire achterban; kunst maken was wat anders dan wetenschap, maar dat zou spoedig veranderen.
Typische kenmerken voor schilderijen uit het Renaissance tijdsperk zijn techniek, compositie en thema. Rond de 14e eeuw maakt men gebruik van schaduw en lichtinval, waardoor de acteurs een driedimensionaal karakter krijgen. Niet lang daarna beginnen de werken de ‘horizon’ te krijgen, waardoor het diepte perspectief bepaald hoe groot objecten worden afgebeeld aan de hand van hun afstand tot het ‘beeld’. De werken worden anatomisch correct; lichaamsverhoudingen kloppen dankzij de gulden ratio en andere wonderlijke constanten. Met name de portretten laten een nieuw perspectief zien, vergezeld met prachtige achtergronden.
De schilderkunsten uit Florence zijn het meest imposant; niet alleen schreeuwen ze meesterwerk, maar ook competitie tussen de giganten. De Sixtijnse Kapel, Het Laatste Avondmaal en vele andere werken rebelleren tegen de gangbare kunst in – kenmerkend voor het humanisme dat zijn plaats langzaam en meer inneemt. Want de werken uit de Renaissance zijn, ondanks hun religieuze inslag, een verschil in denken; ontblote lichamen van de vrouw vieren hoogtij in een preuts Italië. Ook wordt de kunst in de Renaissance een exacte wetenschap; veel wiskunde wordt gebruikt in het vervaardigen van schilderijen, een kenmerkende factor voor de innovatieve fase waar de mensheid naartoe ontwikkeld.
De Renaissance typeert ook de innerlijke geest in de kunst; emotie en mysterie geven het schilderwerk leven. De zogenaamde grimas van de Mona Lisa is een bekend voorbeeld van een portret dat een ‘verhaal’ verbergt. Ook zit het meesterwerk in details verwerkt; optische illusies en symboliek beelden niet de gedachten van de opdrachtgever of artiest af, maar forceren de bewonderaar tot denken. Ik weet vrijwel zeker dat als je een werk uit deze tijd weer ziet, je net even langer zal staren; maar dan in verwondering!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten