woensdag 30 november 2011

Consultancy als vaardigheid: Een product presentatie geven


“ Seeing is believing; daarom werken presentaties”
                                                                                    - Sam Rain
Of het nu gaat om een idee, een investeringsplan of een nieuw product; de presentatie bepaald het succes. Voordat mensen tot een beslissing komen hebben ze informatie nodig. Presenteren klinkt vaak alsof men de functie moet overnemen zoals op televisie (dat dichterbij gastheer/vrouw of ceremoniemeester komt) maar presenteren is een vak apart. Doelbewust wordt het publiek voorzien van alle nuttige ‘weetjes’. Argumenten voor aanschaf en de ruimte voor vragen. Vooral in de zakenwereld wordt er kundig gespeeld met visuele informatie, zoals een fotomodel die het product aanprijst op een knalrode display.
Voordat iemand kan presenteren heeft hij of zij de nodige informatie nodig: de achtergrond en ontstaan van het onderwerp, de sterke en de zwakke punten en het type publiek voor wie de presentatie bestemd is. Publiek is het eindpunt van de boodschap die de presentator verspreidt; het is daarom belangrijk om daarop in te spelen. Een groot publiek van mannen of vrouwen heeft namelijk zijn eigen valkuilen; mannen hebben vaak interesse in pragmatische informatie, terwijl vrouwen meer reageren op gevoelsmatige informatie. Een voorbeeld is een auto reclame; omdat mannen meer auto’s verslijten in hun leven behoren zij tot de grootste groep en wordt vooral het vermogen belicht en de kleur ‘mannelijk’ gehouden. Een modeblad richt zijn pijlen op vrouwelijk publiek waarbij de kleuren feller zijn en er smaakvol wordt geposeerd; de focus ligt op de ‘trend’, de mening van ontwerpers over de mode die als norm wordt genomen.
Een presentatie begint daarom met de wetenschap wie er gaat ‘luisteren’. Dit betekent feitelijk dat mensen op verschillende manieren toegankelijk zijn: we luisteren met heel ons lichaam, presentatoren kiezen welke zintuigen er geprikkeld gaan worden. Voordat deze in kaart gebracht kunnen worden, moet de informatie geabsorbeerd worden; de kern van de presentatie en de volgorde zijn van groot belang, het is alsof men een spontaan verhaal verteld. Een gebruikelijke methode is het gebruik van ‘kaartjes’ waar een kernpunt per kaart staat waardoor de presentator het ingestudeerde verhaal kan opdreunen zonder te veel nadenken over de ‘rode draad’ en een vloeiende presentatie kan geven. Daarnaast zijn er bekende programma’s zoals PowerPoint™ of KeyNote™, welke niet alleen nuttige ‘kaartjes’ kunnen digitaliseren maar ook informatie kan ‘delen’ met het publiek via een groot scherm. Echter is de presentatie altijd afhankelijk van de presentator. We geloven eerder mensen dan letters op een scherm. De dynamiek tussen presentator en gedeelde informatie maken het geheel tot leven.
De volgorde van presenteren is vrij om te bepalen, het hangt van de stijl af die de presentator hanteert. Een typische zakelijk stijl is bijvoorbeeld als volgt opgebouwd:
-       welkomstboodschap
-       agendapunten / aandachtspunten
-       bedrijf waar het product van afkomstig is
-       de presentator (persoonlijke achtergrond)
-       de algemene beschrijving van het product
-       de verkoopargumenten op een rij
-       beknopte details per verkoopargument
-       verdere informatiebronnen
-       ruimte voor vragen.
Soms wijken ervaren presentatoren hiervan af. Wanneer ze bekend zijn vertellen ze zelden nog over hun achtergrond of vervangen ze verkoopargumenten met ‘use cases’ (een situatie waarin het product gebruikt kan worden) of voegen een lijst van tevreden klanten toe. Humor kan worden toegepast zo lang het maar niet afleidt van de echte informatie. Slechte of schuine grappen kunnen een goede presentatie ruineren.
Presenteren is een praktijkvak, het wordt alleen een vaardigheid door het vaak te doen. Geen spiegel kan de vele ogen en spanning vervangen. Het helpt ook om in hetgeen te geloven wat je presenteert, het draait immers om overtuigingskracht. Wat je zelf goed ving is makkelijker om over te praten.

Meer lezen over het onderwerp Consultancy? Klik hier voor de inhoudsopgave voor alle artikelen!

Consultancy als vaardigheid: De kracht in een gesprek houden


“Spreken is zilver, zwijgen is goud; luisteren en anticiperen zijn platina”                                                                                                                                 - Sam Rain
Als consultant sta je vaak blootgesteld aan dialoog of discussie. Soms kan de tegenpartij erg intimiderend overkomen en wordt de regie geleid door bijvoorbeeld de opdrachtgever, met alle nadelige consequenties. Communicatie regisseren is een vaardigheid; iedereen kan het leren en het is in elke situatie toepasbaar. Het is een kwestie van herkennen, anticiperen en toepassen.
Een stukje psychologie: mensen gedragen zich in diverse ‘modi’ om met dagelijkse situaties om te gaan. Deze ‘modi’ ontwikkelen zich gedurende hun jeugd. Invloed van ouders, school en andere sociale factoren spelen daarbij de grootste rol. Er zijn drie typische modi voor iedere volwassene: de modus van ontspanning (de volwassen staat), die van dominantie (de ouderlijke staat) en de modus van onderwerping (de kinderlijke staat). Ieder mens zal zich in een bepaalde staat bevinden gedurende een discussie, helaas zal dit niet altijd de volwassen staat zijn, welke een consultant ambieert.
De ouderlijke staat is een dominante positie die mensen innemen wanneer zij actief hun zin willen doordringen, rekening houden met alleen zichzelf. De kinderlijke staat plaatst iemand in een ‘slachtofferrol’ om door middel van emotionele chantage te manipuleren tot ze hun doel hebben bereikt. De volwassen staat gaat voor eigen beweegredenen, echter staat deze open voor compromis. Deze modus is de kern van elk mens, zolang deze ontspannen is. Elk persoon denkt bij voorkeur in de eerste plaats aan zichzelf; men wilt het ‘ego’ immers bevredigen.
De kracht van een gesprek zit in het herkennen van deze ego-modi. Als twee partijen zich in een kinderlijke staat bevinden, uit het op een welles-nietes (net zoals bij twee ouderlijke modi) en dus frustratie. Daarom zal een ‘mediator’ altijd de volwassen staat moeten behouden om niet ondergesneeuwd te worden als korte termijn doelstelling. Binnen afzienbare tijd zal dezelfde proberen te pogen om de tegenpartij in dezelfde modus te krijgen.
De ouderlijke staat domineren helpt niet. Vaak zijn het uitbarstingen van emotie en een redmiddel om controle te krijgen over een situatie waardoor men snel wilt vallen in de kinderlijke staat om zich defensief op te stellen of zelfs te onderwerpen. De ouderlijke staat zoekt daarom grip; geef het de geruststelling met argumenten, een gevoel van controle dat de ‘machteloosheid’ te niet doet. Wanneer de ouderlijke staat te niet wordt gedaan kan deze terugkomen in de ontspannen modus, nu kan er onderhandelt worden.
De kinderlijke staat oefent druk uit op de tegenpartij om gebruik te maken van zijn of haar middelen. Het erkent dat het geen controle heeft, maar zal koste wat het kost dusdanig manipuleren om de beweging te maken wat hen het beste uitkomt. Mensen zijn van nature hier gevoelig voor. Men wilt immers graag helpen; echter hebben ze niet door dat ze bewust gemanipuleerd worden. Door de ouderlijke staat van dominantie te gebruiken, wordt de kinderlijke staat nietig; er valt niet te onderhandelen en ze zijn al bewust dat zij de controle niet hebben. Wanneer dit punt is bereikt, dient de kinderlijke staat geen doel meer, en neigt zich dan naar de ontspannen modus.
De volwassen staat intimideert niet en laat zich ook niet intimideren. Vooral ontspanning is de sleutel; lichaamsstaal beïnvloed meer dan men zou denken. Verbaliteit is slechts 10% van de communicatie. Wanneer men alle drie de modi begrijpt en herkent is het mogelijk om allen ook toe te passen om bewust controle uit te voeren in iedere situatie; veel mensen zijn zich er namelijk niet bewust van wanneer zijzelf of anderen in een dergelijke modus bevinden.

Meer lezen over het onderwerp Consultancy? Klik hier voor het overzicht van alle artikelen!
©SamRain
Communicatie

dinsdag 29 november 2011

Consultancy als vaardigheid: Initieel contact maken


“De eerste indruk is belangrijk – het leidt naar een mogelijke tweede”
                                                                                                            - Sam Rain
De initiële contacten zijn vaak schriftelijke voorstellen; net zoals reclamefolders in de bus vallen, een post wordt geplaatst in de supermarkt of een advertentie in de krant, is het doel om producten en/of diensten bekend te maken. Soms gebeurd dit passsief en onpersoonlijk, zoals een radio of tv commercial, of actief gericht op specifieke personen geselecteerd uit een ‘interesse’ bestand. Consultants zijn netwerkers en reageren vaak actief. Door een ‘lead’ proberen ze een afspraak te maken; iemand die geïnteresseerd is in advies maar nog geen invulling heeft gevonden. Vaak zijn deze ‘leads’ uit de tweede of derde laag van hun eigen netwerk. Geen wonder dat consultants ook echte netwerkers zijn.
Een ‘letter of engagement’ of initieel contact is een schriftelijke aanbieding van diensten. Het lijkt op een sollicitatiebrief met als grootste verschil zijn formele natuur; de nadruk ligt op de dienst in plaats van de persoon. Het doel is wel gemeenschappelijk; de interesse moet dusdanig zijn dat de ontvanger contact opneemt met de verzender voor een inhoudelijke afspraak.
Deze afspraak hoeft niet perse bij de ontvanger plaats te vinden; vaak zijn ze verhuld in de vorm van een uitnodiging voor een lezing of ‘breakfast’ die afgestemd zijn op de interesse van de ontvanger. Termen zoals een ‘vrijblijvend oriëntatie gesprek’ zijn ook niet onbekend, alles wordt aangewend om een voet tussen de deur te krijgen. Het initieel contact is daarom een compacte commercial en dient dus ook zo bedacht te worden. Schriftelijke communicatie wordt voornamelijk oppervlakkig gelezen, de lezer raakt snel ongeïnteresseerd.
Het begint met de titel; kan de boodschap geformuleerd worden tot een enkele zin? Email wordt vooral op de titel beoordeelt; ‘aanbieding’ of ‘voorstel’ zijn niet genoeg. Een vraag kan interesse opwekken en werkt net zoals de koptekst van een tabloid. Een ‘statement’ brengt een boek aan gedetailleerde informatie zoals bij een krant of nieuwssite.
De tekst moet ‘lichtgewicht’ zijn; grote blokken teksten ogen vermoeiend en lezers van e-mail zijn meestal lui. Paragrafen maken de tekst meer leesbaar, begin de alinea daarom met een alinea-omvattende zin, alsof het een koptekst zou moeten zijn voor de desbetreffende alinea.
Houd rekening met mobiele gebruikers; te veel grafisch geweld maakt de boodschap onleesbaar en smartphone gebruikers houden niet van scrollen om voorbij dat grote logo te komen. Ook grote bijlagen moeten vermeden worden, voeg geen 200 pagina lange brochures toe in PDF formaat, maar een ‘factsheet’ en de vraag of de ontvanger de gedetailleerde brochure wilt ontvangen.
Contactgegevens zijn belangrijk; voeg naast het telefoonnummer ook de website toe en de hyperlinks naar social media. Plaats ze onder het bericht, waar ze verwacht worden. Vergeet ook geen ‘disclaimer’ bij het bericht te plaatsen; zoals dat de e-mail vertrouwelijke informatie bevat en zo behandelt dient te worden. Ook op aanbiedingen en dergelijke is er sprake van auteursrecht.
De stijl is afhankelijk van de consultant; een informele methode moet staven met de contactpersoon en de verzender. Bij twijfel altijd de formele stijl hanteren. Beter over-the-top beleefd dan overkomen als een slijmjurk. Speels wel in op de persoon dan het bedrijf, het is altijd een mens die het bericht beoordeeld.

Meer lezen over het onderwerp Consultancy? Klik hier voor de inhoudsopgave van alle artikelen!
©SamRain

Consultancy als vaardigheid: Jezelf presenteren


“Dress to impress, als een stuk van Rembrandt – niet Picasso”
                                                                                      - Sam Rain
Zakelijk overkomen is een belangrijke factor in zaken doen. Bijna 90% van de commercie is namelijk non-verbaal en wordt een boek wél vaak beoordeelt op zijn of haar omslag. Voor buitenstaanders lijkt het beeld vaak vertekend door de IBM-cultuur; strak in pak, leasewagen en laptoptas lijkt dan de norm. Formeel overkomen straalt professionaliteit uit en werkt als een visitekaartje – en het werkt.
Net zoals in veel aspecten in het leven gaat het eerder om balans dan het uiterste zoeken in de norm, zo ook in kleding. Een ‘stijve Harry’ of een ‘droge druif’ uitstralen werkt in de consultancy namelijk averechts; advies en expertise inbrengen betekent creativiteit. Het is voor een consultant een zeer belangrijke taak om ‘toegankelijk’ te lijken, neutraal en toch een autoriteit. Deze drie ‘beelden’ staan ver van elkaar en een specifieke stijl is er niet; een ware opgave voor een consultant begint daarom al bij het vinden van een oplossing voor dit proleem.
Het allerbelangrijkste is comfort; wanneer je als consultant niet prettig voelt, straal je dat ook uit. Daarna komt de oppervlakkige laag dat de zogenaamde professionaliteit uitstraalt: het kostuum of mantelpak. Een donkere kleur is hierbij de norm, vooral bij het bovenlichaam: zwart, grijs, bruin of blauw. Zwart is een ‘veilige’ kleur, gevolgd door donkerblauw. Het doel is om wel op te vallen in een vergaderruimte, maar niet de publiekstrekker te zijn. Hetzelfde geldt voor schoeisel: gympies en stiletto’s zijn uit den boze (tenzij je kapsel nog extroverter is), maar schoenen uit de jaren ’60 slaan ook de plank mis. Tip: koop eerst de schoenen voor je een kostuum aanschaft; geen pak maakt indruk als je loopt als Donald Duck. Riemen combineer je met de kleur van je schoenen (en dus niet met de kleur van je broek) en bij voorkeur het motief/oppervlak ook.
De poort van toegankelijkheid zit in details: een das, een sjaal van een kleurencombinatie of geen das (maar wel kleur rond de hals) geven een persoonlijke ‘touch’; de mens in het harnas wordt belicht op deze manier. Sieraden geven het tegenstrijdige effect; ze markeren het individu (en dus het ego) en richten zich niet op de mensen om zich heen. Zo maakt een felgele sjaal andere reacties op (positief) dan een duidelijk zichtbare gouden ketting (negatief).
Autoriteit zit in de draagwijze van kleiding: een jasje geknoopt laten creëert een monologe communicatie; geen jasje, een informele dialoog. Een neutrale kleur (wit) verwerkt in de bovenkleding doet dit eveneens; hoe meer wit men ‘laat zien’, hoe dichter men bij de mensen staat, echter ook duidelijk laat zien ‘who is boss’. Donkere kleuren zoals bruin, blauw en paars geven passief leiderschap af, terwijl een rode kleur actief leiderschap uitstraalt. Neutraal zijn de lichte varianten van blauw/wit of roze/wit. Vaak denkt men in het kiezen van kleuren die passen bij het bedrijfslogo; dit kan soms in het voordeel werken in een groep, echter zal een consultant de voorkeur hebben om tussen de groep uit te steken, zonder er een fanfare voor nodig te hebben.
Fashion flaters zijn geen uitzondering; maar fashion statements maken je ook niet meteen een goede consultant. It is better to wear vintage right, than designers’ wrong. Consultancy is geen modeshow; maar net zoals alle vaardigheden draagt een beetje bewustzijn mee in de selectie door opdrachtgevers die het zullen moeten doen aan de hand van een ‘pitch’, een toetsbare ervaring en de omslag van deze. De cultuur van veel bedrijven is ‘business casual’ echter ben je als consultant altijd een externe. En men verwacht voor het geld dat men betaald minimaal een degelijke verpakking.
Goede merken kostuums: Hugo Boss, McGregor, Van Santen en Stanton.
Too much: Dolce&Gabbana, Versace en Armani.
Don’t: C&A, P&C, Joop!, V&D (en alles zonder degelijke voering).
Meer lezen over het onderwerp Consultancy? Klik hier voor de inhoudsopgave van alle artikelen!

maandag 28 november 2011

Consultancy als vaardigheid: het 'verkooppraatje'


“Beter één vogel in de hand, dan geen hand”
                                                             - Urbanus
De ‘sales pitch’, oftewel het verkooppraatje wordt vaak gezien als een gladde jongens vaardigheid. Echter zal een ieder die de arbeidsmarkt betreedt zichzelf weleens hebben moeten ‘verkopen’. Vaak wordt het verkooppraatje afgedaan als een ingestudeerd stukje monoloog, terwijl een goede voorbereiding slechts het halve werk is.
In de consultancy verkoopt men ‘advies’; expertise wordt als een dienst geleverd en vaak over een langere periode, wanneer een opdrachtgever wensen heeft op het gebied van visie en strategie. Een consultant hoort daarom voor ieder expertise gebied dat hij of zij wilt slijten met een goed verhaal te komen; een brochure maakt het verhaal verder af, en werkt als een betrouwbare getuige van het eerder afgestoken verhaal.
Presenteren is een vak; informatie die verbaal wordt uitgewisseld hoort duidelijk en beknopt te zijn. Daarnaast moet de informatie ook interessant zijn; het verhaal moet niet alleen kloppen, maar vooral boeien. Mensen vinden informatie pas interessant als het betrekking tot henzelf heeft. Deze interesse onderzoeken is daarom één van de fundamenten van iedere ‘pitch’.
Bedrijven, groot of klein, jagen dezelfde doelen na: ze willen hun winst vergroten, groeien qua marktaandeel en zo min mogelijk kosten maken. Daarom besteden ze veel tijd en geld in zaken als marketing, management en productie; de interne organisatie draait immers om de kernactiviteiten. Het belang om de industrie te kennen, de organisatie vorm te kunnen reconstrueren en de diensten en/of producten van het bedrijf te begrijpen is groot om de interessegebieden goed in kaart te brengen. Vanuit deze interessegebieden kan er een basis gelegd worden aan de verkoopargumenten.
Verkoopargumenten zijn de beweegredenen om een product of dienst af te willen nemen; deze ‘voordelen’ worden op zo’n manier belicht om ze aantrekkelijk te maken. In het geval van consultancy gaat het om dienstverlening, waar deze beweegredenen vooral liggen in de ervaring, kwaliteit en prijs. Omdat intellectueel eigendom geen houdbaarheidsdatum kent, wordt de prijs/kwaliteit verhouding vaak gelijk gesteld met de ervaring. Om de aangeboden diensten aantrekkelijker te maken werken consultants vaak met partners om een totaal oplossing te bieden.
Het verkooppraatje legt zijn basis in het beknopt vertellen over de verkoopargumenten, wie de dienst levert en waar meer informatie verkregen kan worden. Een variant van het verkooppraatje is bijvoorbeeld de ‘elevator pitch’, waar men probeert in 2 minuten (de tijd die de lift in een wolkenkrabber nodig heeft om van de begane grond naar de directie verdieping te komen). De ‘elevator pitch’ begint met het zichzelf voorstellen, gevolgd door het gebied van expertise en twee of drie verkoopargumenten en eindigend in het geven van een visitekaartje voor eventueel contact. In de Nederlandse industrie gaat het vaak anders dan in de ‘Amerikaanse’ stijl van de elevator pitch. Het blijft echter een goed principe om te beheersen. Een grote valkuil is dan het ook generiek willen toepasen op jan-en-alleman. Een ‘elevator pitch’ is pas een effectief middel na een beetje ‘lobbyisme’ waardoor men al enige voorkennis bezit van de persoon voor wie het verhaal bedoeld is. Een praktisch voorbeeld van een hele korte ‘pitch’ is als volgt:
Goedmiddag, ik ben meneer X en ben consultant op het gebied van Y. Ik heb begrepen dat uw principe Z kennis zoekt in onder andere Y; vanwege mijn ervaring in het toepassen van Y in soortgelijke projecten, ben ik ervan overtuigd een goede match te zijn met uw bedrijf en visie. Daarnaast werk ik nauw samen met partners A,B en C en werken sneller dan concurrent F en G. Als u interesse heeft in een vrijblijvend gesprek waar ik dit nader kan toelichten of mijn presentatie op locatie D wilt bijwonen, kunt u mij via nummer E bereiken voor een afspraak of reservering.”

Meer lezen over het onderwerp Consultancy? Klik hier voor de inhoudsopgave van alle artikelen!
©SamRain
Verkooppraatje

zondag 27 november 2011

Born To Lose


“ Van schade en schande wordt men niet alleen wijzer; men wordt ook sterker en beter.”
                                                                                                                - Sam Rain
Een psychologisch onderzoek is een aardige taak voor zowel de kopdokter als de kikker onder het mes. Het ‘in kaart’ brengen van iemands ‘leefgebieden’ betekenen lange sessies van of luisteren of vertellen (de keuze tussen droge bek of gespannen oren). Als je de onderzoeker bent van jezelf, dan wordt je zelfbewust, maar dat betekent ook dat je de confrontatie aan moet gaan met de persoon die alle, en dan ook echt alle, nare dingen over je weet.
Van psychologen word ik niet wijzer (met uitzondering van Dr. Phil) vooral de types die ik tegenkomen lijken meestal zelf hulp nodig te hebben. Persoonlijk zijn ze voor mij slechts levende encyclopedieën (theoretische troep is nu eenmaal niet mijn ding) en luister ik tijdens sessies vooral naar mezelf. Typisch zou je dan bedenken dat ik dan geen psycholoog nodig heb; dat klopt. Echter zou een gesprek met mezelf al twee psychologische stoornissen accentueren, namelijk een gespleten persoonlijkheid en narcisme. Een dokter die naar een dokter moet, bah!
Statistieken liegen niet, hoe rot we dat ook vinden. Cijfers zijn nu eenmaal saai van nature (tenzij je zeer hoog scoort in een SQ test) en binnen de norm vallen is vrij vertaald als ‘niet uitzonderlijk’. Zo zullen 8 op de 10 kinderen van gescheiden ouders vaker aan zelfdoding denken. Slechts 1 op de 5 kinderen die tijdens hun jeugd bloot zijn gesteld aan geweld, zal geen permanent last houden van een angststoornis. Kinderen van allochtone afkomst hebben 40% meer kans om met justitie in aanraking te komen en een lagere opleiding te volgen – wat weer impact zal hebben op hun latere carrière; ‘rijke’ kinderen genieten betere opleiding, terwijl kinderen die opgroeien onder de middenstand fors aan kwaliteit inleveren (raar maar waar – heeft niets met de school te maken maar de middelen qua thuissituatie). Gelukkig zijn er altijd uitzonderingen. Statistically, I am supposed to be fucked by life.
Dan zijn er ook nog test onderzoeken, waarbij de score een indicatie geeft. Als je mazzel hebt, ben je normaal en bij pech een interessant geval boven de maat. Krijg je geen duidelijke indicatie toegekend, mag je ervan uitgaan dat je onder de maat hebt gepresteerd. Het zijn vooral psychiaters die dol zijn op onderzoeken als deze, waar je mag fungeren als hun persoonlijke, levende Sudoku. Ik ben echter van mening: de beste zelfkennis uit onderzoek komen uit de FHM (voor mannen) of de Yes (voor vrouwen); 10 vragen, 3 uitslagen. Psychologische onderzoeken hebben meer vragen opgeleverd dan antwoorden in mijn ervaring.
Oplossingen: peptalk, cognitieve gedragstherapie, hypnose, sociale begeleiding, praatgroep, pillen of acceptatie. In normale mensentaal: positief gelul, handleiding met protocollen of procedures, hersenspoeling, handje-vasthouden, jank- en knuffelsessies, chemische oorlogsvoering tegen het lichaam of leren leven met de shitgedachte dat er geen oplossing is. Er is ook een andere oplossing, die niet gezien wordt als oplossing, echter wel al het andere oplost: ontkenning. Als je namelijk ontkent dat er een probleem is, is er geen probleem (hooguit een probleem van anderen). Ontkennen is goedkoop, spannend (hoewel Valium_10 close komt), niet-confronterend, gemakkelijker, toepasbaar en heel 2011.
Als je goed hebt opgelet, heb je een arsenaal aan stoornissen ontdekt aan de hand van mijn schrijfwijze; vind ze alle 100.
©SamRain
BornToLose

Computer Psychologie: het besturingssysteem begrijpen


“Zonder besturingssysteem zou voor ieder programma herstart moeten worden”
                                                                                                                     - Sam Rain
Computers bestaan uit een hoop onderdelen: de processor, het werkgeheugen, beeldscherm zijn slechts een paar voorbeelden. Ieder onderdeel heeft geen besef van al die andere onderdelen. ‘Hardware’ oftewel fysieke onderdelen, kennen alleen invoer- en uitvoersignalen. Om al deze onderdelen aan te sturen heeft een computer altijd één hoofdprogramma nodig: het ‘besturingssysteem’.
Er zijn diverse doeleinden in het gebruik van computers. De meest bekende is het persoonlijk gebruik (Desktop) met besturingssystemen zoals Windows™Vista, Apple Mac OSX en Ubuntu Linux. Deze staan in het kader van een enkele gebruiker, waarbij de beschikbare programma’s op de gebruiker zijn  afgestemd, zoals een tekstverwerker of tekenprogramma. In een bedrijf is er echter sprake van een netwerk; meerdere gebruikers zullen gemeenschappelijke programma’s nodig hebben om informatie uit te wisselen, zoals een database. Om dit mogelijk te maken is er een computer nodig die als centraal punt dient voor gedeelde programma’s, de ‘server’. Een ‘server’ heeft daarom ook een speciaal besturingssysteem nodig om meerdere gebruikers ten dienst te staan en zal zijn bronnen anders verdelen dan een computer voor persoonlijk gebruik.
Het kiezen van een besturingssysteem is afhankelijk van de primaire doelstellingen; een commercieel systeem biedt professionele technische ondersteuning, maar zal qua flexibiliteit flink inleveren. Sommige systemen benadrukken efficiëntie en anderen leggen de nadruk op gebruiksvriendelijkheid. Vaak levert een populair systeem een winst op in secundaire voordelen; fora, documentatie en toetsing.
Het hoofddoel van een besturingssysteem is erg voor de hand liggend, namelijk het starten van andere programma’s. Dit zijn als het ware subprocessen, waar het ‘hoofdprogramma’ zo snel van wisselt dat het lijkt alsof deze tegelijkertijd lopen. Er zijn door deze formatie toepassingen mogelijk die anderzijds onhaalbaar zouden zijn; geluid afspelen tijdens het verwerken van tekst, e-mail ophalen en het surfen op internet.
Er zijn 4 soorten programma’s: ‘drivers’, applicaties, gereedschappen en ‘services’. De ‘drivers’ zijn kleine modulen voor het besturingssysteem om fysieke apparaten in de computer aan te sturen; zonder de ‘driver’ kan het besturingssysteem het apparaat niet aansturen. Applicaties zijn de programma’s waar de gebruiker de computer voor nodig heeft; ze vervullen taken of stellen de gebruiker in staat om taken te vervullen zoals een tekstverwerker. Een gereedschap is een X applicatie dat zich specifiek bezighoud met het onderhoud van systemen en informatie; zij zijn bestemd om het systeem op orde te houden. De ‘services’ zijn achtergrond programma’s; zij regelen speciale processen zonder dat er een gebruiker aan te pas komt. Vooral grote applicaties waar meerdere gebruikers mee werken, maken verbinding door middel van een service.
Elk besturingssysteem heeft specifieke richtlijnen voor subprocessen. Een applicatie bestemd voor het ene systeem is niet altijd uit te wisselen met een ander systeem; de ‘compatibiliteit’ van een programma wordt daarom specifiek aangegeven. Daarom leveren veel software producenten hun applicaties op deze richtlijnen (‘standaard’) zodat ze het programma niet opnieuw hoeven aan te passen voor elke nieuwe versie van het besturingssysteem. Als echter deze veranderingen te veel verschillen of mogelijke fouten kunnen opleveren heeft de gebruiker geen keus; het zal het oude programma moeten ‘migreren’ naar de nieuwe versie.

Meer lezen over Informatie Technologie? Klik hier voor de inhoudsopgave voor alle artikelen!

zaterdag 26 november 2011

Computer Psychologie: het werkgeheugen begrijpen


“Zonder geheugen onthouden wij niets; computers zijn geen uitzondering”
                                                                                                                 - Sam Rain
Het werkgeheugen van computers zijn voor non-techneuten een dik mistgordijn; ‘hoe meer, hoe beter’, zegt men. Wanneer men veel programma’s start, lijkt de computer in snelheid af te nemen – maar waarom? En hoe werkt het ongeveer?
Over het algemeen is het gemakkelijker te herinneren wat er vandaag gebeurd is dan twee jaar geleden. Het ‘werkgeheugen’ wordt jammer genoeg vaak vergeleken met het korte termijn geheugen van de mens. Het ‘werkgeheugen’ is namelijk het enige geheugen wat een computer ter beschikking heeft; een harde schijf of USB-stick zijn voor een computer slechts een opslagmedium; ze dragen gegevens en worden misplaatst ‘geheugen’ genoemd. Wanneer een programma wordt ‘gestart’ dan laden de gegevens zich in het werkgeheugen, zodat het uitgevoerd kan worden door de processor; wanneer het programma is beëindigd, wordt dit ‘gereserveerde’ geheugen vrijgegeven.
Omdat het werkgeheugen bestaat uit chips die zonder spanning terugvallen in neutrale staat, is het ongeschikt als permanente gegevensdrager. Tevens is het ook onhandig omdat er vaak meer programma’s beschikbaar zijn dan werkgeheugen en het gebruik van chips die permanente gegevens wel kunnen dragen vele malen trager zijn.
De manier hoe het werkgeheugen wordt gebruikt door de computer is voor velen ook een raadsel; buiten dat het ‘nodig’ is komen de meeste non-techneuten niet. Dat is niet raar; de techniek is met de jaren steeds complexer geworden en net als de processor is het gebruik van het werkgeheugen steeds efficiënter geworden; toch blijft de mechaniek ongeveer hetzelfde. Het werkgeheugen bestaat uit een reeks van chips, welke fysiek gegevens kunnen bevatten. Omdat er heel veel gegevens in het fysieke werkgeheugen passen, is het voor de processor een inefficiënte taak om per cyclus het werkgeheugen in zijn geheel te doorlopen. Om deze reden deelt de processor het werkgeheugen in gelijke delen en geeft ieder deel een uniek nummer (‘geheugenadres’). Wanneer er een programma gestart wordt, dan worden de instructies en gegevens in deze delen geplaatst. Zo hoeft de processor niet al het werkgeheugen af te lopen, maar enkel naar het ‘geheugenadres’ te springen. Wanneer er een fout optreedt in het programma, geeft het systeem meestal een melding; het mystieke getal is dan vaak het geheugenadres en de inhoud ervan.
Naarmate het werkgeheugen voller raakt, kost het de processor meer tijd om het programma te vinden, waardoor het zelfs vele cycli kan kosten. Uiteraard gaat dit gepaard met een verminderde verwerkingssnelheid van de computer. Soms draait er slechts één programma, terwijl het vrij beschikbare geheugen afneemt zonder aannemelijke reden; er is dan sprake van een ‘geheugenlek’ – een instructie die een fout bevat en gegevens plaatst in een nieuw deel. Na verloop van tijd is het systeem niet alleen trager geworden, maar kan zelfs resulteren in een abrupte halt (‘crash’); het werkgeheugen is te vol. Het is daarom een zeer belangrijke taak om over voldoende werkgeheugen te bezitten; vooral wanneer men werkt met programma’s die uitgebreide functionaliteit bezitten of veeleisende taken moeten uitvoeren. Leveranciers van software vermelden daarom een minimaal beschikbaar vrij werkgeheugen en een aangeraden hoeveelheid; dit is omdat werkgeheugen vaak verschilt bij computer fabrikanten.
Het werkgeheugen is natuurlijk veel gecompliceerder in de praktijk; echter is daarvan de kennis alleen praktisch voor hen die de mouwen willen oprollen om de naald in de geheugenchipberg te vinden.

Meer lezen? Klik hier voor de inhoudsopgave voor alle artikelen!
©SamRain
Werkgeheugen

vrijdag 25 november 2011

Computer Psychologie: informatieverwerking begrijpen


“Iemand die gedetailleerde kennis heeft over een ruimtevaartuig is een raketgeleerde; de bestuurder is echter een astronaut.”
                                                                                                                - Sam Rain
Wanneer mensen zich willen verdiepen in de Informatie Technologie is de eerste berg die beklommen moet worden ondergesneeuwd met vakjargon. Elke term verbergt op zichzelf een rotsblok van techniek, waar de nodige studie aan gewijd dient te worden. Degenen die echter alleen willen begrijpen wat er in grote lijnen onder de motorkap afspeelt komen dan van een koude kermis thuis; de meeste boeken beginnen met de geschiedenis van de rekenmachine en vereisen de kennis van een raketgeleerde voor het aandraaien van ‘onzichtbare’ moertjes. De ‘computer psychologie’ reeks is daarom ook geschreven voor mensen die liever naar bergen kijken dan een geologisch onderzoek starten.
Het is vrij bekend dat de ‘processor’ het hart is van iedere computer, een ‘harde’ schijf de bestemming is voor opslag en de muis en het toetsenbord bijdragen aan de invoer. De ‘processor’ is een microchip, geproduceerd met het doel om berekeningen uit te voeren; dat is dan ook alles wat de processor kan: optellen. Een computer ziet daarom alles als een berekening, en is dus niet geschikt om filosofische vraagstukken op te lossen. Echter doet het deze berekeningen razendsnel (binnen een miljardste van een seconde), waardoor het ‘rekenwonder’ in staat is om bovenmenselijke taken uit te voeren. Ondanks deze grote pluspunten, blijft het een ‘dom’ apparaat; zonder vooraf gedefinieerde ‘instructies’ gebeurd er namelijk niets. Een instructie is een complexe formule; echter het principe voor deze formules zijn hetzelfde als voor alle formules; verander de factor, dan veranderd de uitkomst.
Deze ‘instructies’ worden door knappe koppen bedacht bij het ontwerp van de processor. Alle chips krijgen een bepaalde hoeveelheid instructies toegekend, afhankelijk van de lotsbestemming. Zo vereist een chip bestemd voor een smartphone veel minder instructies dan een chip verantwoordelijk voor de grafische weergave van een spelcomputer of een laptop.
Het doel van de ‘instructie-set’ is het berekenen van ingegeven waarden (factoren) zodat een uitkomst gevonden kan worden. Deze waarden worden opgeslagen in speciaal werkgeheugen, genaamd ‘registers’ welke in de chip verwerkt zijn. Registers bevatten de invoer- en uitvoerwaarden voor de berekening die op dat moment moet worden uitgevoerd; op het moment dat namelijk een berekening is uitgevoerd, is de processor dat al meteen vergeten.
Net zoals ons hart bloed pompt door ons lichaam, heeft een processor een ‘klok’ nodig. Bij iedere klokslag wordt er een signaal afgevuurd naar de processor om een berekening te maken. Tussen deze signalen in moet de processor de berekening afgerond hebben ongeacht de complexiteit; deze periode wordt de cyclus genoemd. Het aantal cycli per seconde bepaalt de snelheid: 3 Gigahertz staat dus voor 3 miljard verwerkingen per seconde die de processor maximaal kan berekenen.
Vaak wordt uitgelegd dat computers denken in nullen en enen, dit is deels waar. Op een chip zitten vernuftige apparaatjes, genaamd transistoren. Een transistor kent twee uitgangen, afhankelijk van de elektrische spanning die er doorheen loopt. Een transistor kan daardoor een waarde vormen. Omdat deze waarden alleen kunnen bestaan uit een getallen systeem van maar 2 mogelijkheden (uitgang 1 of 2), worden deze symbolisch gezien als 0 of 1; de bit. Een enkele bit is onpraktisch; daarom wordt een reeks bits gebruikt om nuttig gebruik te maken van de processor. Een 64-bit processor kan in een cyclus een waarde verwerken van deze grootte; hoe groter het aantal bits de processor, hoe nauwkeuriger de berekening gemaakt kan worden.
De verwerking van informatie gebeurd in processoren; een computer bevat vele chips, echter is er altijd één groep die boven de rest uitsteekt: de centrale verwerkingseenheid, welke de rest aanstuurt.

Meer lezen hierover? Klik hier voor de inhoudsopgave voor alle artikelen!

donderdag 24 november 2011

Who Is The Master?


“I don’t fear the man who knows a thousand kicks, but I do fear the man who practices a kick for thousand times”
                                                - Bruce Lee
Mijn eerste blauw oog was het resultaat van het zoveelste vechtpartijtje in groep 8 en de oorzaak dat mijn moeder, stiefvader en broer unaniem besloten om me naar zelfverdediging te sturen. Niet dat ik moest leren om voor mezelf op te komen, maar voor wanneer ik dat deed in ieder geval fysieke verwondingen te voorkomen. Karate zou het worden, de expert in huis wat betreft vechtsport (met name door zijn grote collectie Bruce Lee films en kung fu derivaten). Verpakt als een verdwaasde japanse boer uit de 18e eeuw ging ik twee keer per week naar de ‘dojo’, een zaal vol matten gevuld met kinderen met alle kleuren band behalve wit, twee koppen groter en emblemen op de mouwen om epilepsie van te krijgen.
De eerste paar lessen waren simplistisch en gingen niet veel verder dan een enkele vorm van een handblokkering. Na twee maanden kwam het eerste sparringsmoment wat meer leek op een onrealistische choreografie van twee kleine mannetjes die net te ver van elkaar af stonden. Na anderhalf jaar had ik de oranje band en was ik ‘voldoende’ gegroeid voor het echte werk. Er kwam nooit iemand kijken: niet mijn moeder, stiefvader, broer of zus. Maar deze keer was een uitzondering; het voelde als een examen, of beter gezegd het laatste deel van ‘Karate Kid’.
Eenmaal in het oncomfortabele harnas, voorzien van hoofdbescherming en een tok was ik er klaar voor. Ik had geoefend met elke praktijkles en kende alle technieken uit mijn hoofd. Drie punten waren voldoende om te winnen en er waren maar twee opponenten. De eerste was een klein Marokkaans mannetje. Het leek een verloeren strijd bij voorbaat.
Daar stonden we dan. Alle ogen van ouders, karate-ka’s en de sensei op ons gericht. Ik bewoog strak en recht, zoals ons geleerd was en opende met een stoot. Punt. Blokkeerde zijn stoot en gaf een tweede punt. Het contact was precies op de stip van het harnas en niet te hard, precies zoals sensei het ons leerde, met respect voor de tegenstander. Echter dacht mijn opponent er anders over; zijn stijl veranderde en haakte naar mijn been (geen karate techniek) en sloeg zo hard hij kon in mijn gezicht. Geen punt zo’n bloedneus, maar het werd gevolgd door een harde stoot in de maag en een trap in mijn kloten. Zo lag ik met bloed en pijn in de ‘dojo’ waar mijn familie keek, de sensei de Marokkaanse jongen boos wegtrok terwijl zijn ouders blij toe schreeuwde.
Op de weg naar huis was het stil. Ik voelde me waardeloos. Vooral toen mijn broer en moeder het hadden hoe duur de lessen waren en dat ik er maar beter mee kon ophouden, het was toch zinloos. Toen m’n moeder vroeg of ik het zinloos vond kon ik alleen ‘nee’ fluisteren. Ik was verdrietig. Teleurgesteld in mezelf. En na een paar dagen werd ik boos. Heel boos. Ongelofelijk boos. Een immense woede ontkiemde in mijn hart en nam mijn lichaam ver. Nooit meer zou ik verliezen. Nooit meer voor schande gezet worden. Ik zou sterker worden dan wie dan ook. Ik zou de laatste zijn tegen wie men zou willen sparren. Elk uur van de wakende dag zou ik trainen, en de volgende spar partij zou ik domineren.
Ik keek naar Bruce Lee films, leende alle Karate boeken uit de bibliotheek, van shotokan tot jiu jitsu. Schoolvriendjes en straatvriendjes werden mijn levende dummies. Stoten trappen, werpen, blokkeren en contra-aanvallen; geen sloeg ik over en ga me over aan mijn woede op het moment suprême. Ik werd zo fanatiek dat ik ongeschikt werd bevonden door de sensei, zelfs nadat ik binnen een half jaar de blauw-bruine band haalde, ik werd verzocht om niet meer terug te komen. Het gevoel wat ik had was echter grandioos. Net als in de film ‘The Last Dragon’, waar de Shogun vraagt aan Tai Mak ‘Who is the Master?’, antwoorde ik: “I am”.
©SamRain
The Master

woensdag 23 november 2011

Technische Oplossingen Begrijpen: De 'Platform' Technologieen


Wanneer een man van lopen naar rennen gaat is het vooruitgang; pas wanneer hij schoenen aantrekt, praten we over technologie”
                                                                                                                      - Sam Rain
Als het aankomt op technologie denkt men eerder aan nieuwe Apple™ producten, ruimteschepen en lasers. Technologie kan ook in hele kleine wonderen komen, zoals in de vorm van programma’s. Bij programma’s denkt men snel in applicaties, zoals Word™ of Outlook™; soms kan een programma zo klein zijn dat een gebruiker het nooit zou opmerken. Echter op het moment dat een programma een taak verricht valt het onder technologie, praktisch of niet.
Een platform staat bol van technologieën; uiterst complexe programma’s voor het verwerken van allerlei taken, echter in zijn geheel losgekoppeld. Feitelijk zijn het zelfstandige, van elkaar uistaande modulen. Dankzij deze methode werken ze uitzonderlijk snel en kan een software architect bepaalde functionaliteit ontwerpen met hulp van deze ‘bouwstenen’. Het platform is dan een grote collectie van materiaal, samengesteld om een specifiek doel te dienen. Zonder deze technologieën zou er geen platform zijn en zou alle functionaliteit eerst geproduceerd moeten worden; een kostbare en tijdrovende zaak.
Een module van technologie is het beste te omschrijven als een apparaat. Wanneer een knop van een afstandsbediening wordt ingedrukt als deze op een televisie is gericht, verandert het kanaal. De complexiteit hoeft niet begrepen te worden om het te gebruiken. Deze manier van werken wordt daarom ook ‘black-boxing’ genoemd; een ‘vriendelijk’ mechanisme wordt in plaats gezet wat het gebruik mogelijk maakt. Dit mechanisme heet in technisch vakjargon de ‘interface’. De werking van de interface en het resultaat staan in de module documentatie.
Een platform heeft al deze modulen gerangschikt; sommige modulen zijn benodigd om fundamentele taken op te lossen, zoals communicatie tussen de applicatie server en een database. Andere modulen werken nauw samen met andere modulen voor bijvoorbeeld het converteren van bestandstypen; van een Word™ document een printbare versie formaat (PDF) maken kan zo’n conversie zijn. Dit zijn dan vanzelfsprekende modulen; ze hebben weinig verandering nodig, omdat ze een op zichzelf staand proces voltooien.
Platformen hebben meestal een primair doel: ze ondersteunen software architecten en uitvoerders bij een bepaalde strategie. Zo zijn er platformen die hele complexe berekeningen kunnen uitvoeren met behulp van modules, sommigen bieden technologieën die schematische processen kunnen omzetten naar een oplossing (BPM), distributie en integratie van informatie kunnen beheren (EAI) of een arsenaal aan wet technologie ter beschikking stellen (Foundation Classer). Omdat modulen niet zelfstandig starten, worden ze beheerd door applicatie servers; een platform garandeert daarom dat alle modulen tot dezelfde technologie behoren zodat ze ook door de applicatie server begrepen worden.
Een platform houdt ook actief bij welke ‘versies’ van een module gebruikt wordt. Zo wordt er gezorgd voor een industrie standaard en voorkomen dat oplossingen onverwachte resultaten opleveren. Het is mogelijk om eigen catalogi van modulen toe te voegen aan een platform, echter vallen deze buiten het ondersteuningsbeleid van de leverancier. Er zijn namelijk ook gespecialiseerde bedrijven die modulen voor platformen maken en daar wel ondersteuning voor leveren. Hoewel de voorkeur zou moeten zijn voor aanvulling vanuit de leverancier.

Meer lezen over Informatie Technologie? Klik hier voor de inhoudsopgave voor alle artikelen!

Technische Oplossingen Begrijpen: De 'Applicatie Server'


“Een applicatie server is voor oplossingen wat de kabelmechaniek is voor een lift; zonder beide gebeurd er niets”
                                                                                                                      - Sam Rain
Een applicatie server is een ondersteunende faciliteit van een platform; de verzameling technologieën worden als het ware gedirigeerd. Het beheer van gebruikers, distributie van verwerking en monitoring zijn de verantwoordelijkheid van de applicatie server.
De applicatie server werkt als een secretaresse voor het platform; alle ‘communicatie’ van-en-naar technologie wordt op deze manier gereguleerd, zodat de juiste technologie wordt aangesproken wanneer daar vraag naar is. Daarnaast is deze flexibele ‘werker’ ook verantwoordelijk voor het gebruik van ‘systeembronnen’; technologie heeft geheugen nodig wanneer het gegevens moet verwerken. De applicatie server wijst daarom een hoeveelheid geheugen toe aan de technologie, houdt dit proces in de gaten en wanneer het proces voltooid is, geeft ze het weer vrij. De verwerkingssnelheid is dus het gevolg van de efficiëntie die de applicatie server aankan.
Applicatie servers zijn gekoppeld aan vele andere faciliteiten, wat hen uitermate efficiënt maken. Het onderhouden van zeer complexe oplossingen wordt met een applicatie server vele malen eenvoudiger. Zo kunnen applicatie servers alle processen volgen als een scherpe bewaker en tot op detail vastleggen wat er gaande is, zodat in geval van problemen techneuten het incident snel kunnen oplossen. Gebruikers kunnen toegang worden verleend of ontzegd, zonder daarbij de productie oplossing te onderbreken. Ook andere programma’s kunnen worden aangekoppeld, zoals een database of zelfs een tweede applicatie server.
Vaak komen veel platformen met een specifieke applicatie server; deze zijn dan goed op elkaar afgestemd. Dat komt omdat applicatie servers specifieke doeleinden dienen; waar de één zich volledig richt op verwerkingssnelheid, zal een ander zich bezighouden met het zuinig omgaan met systeembronnen. Sommigen ondersteunen juist veel platformen, anderen zijn weer ontworpen voor een specifieke platform. Het kiezen is meestal niet moeilijk. De leveranciers van platformen (vendors) geven advies welke applicatie server het beste is voor hun product (en leveren deze meestal inclusief). Opdrachtgevers kunnen soms een speciaal type applicatie server vereisen; vaak hebben zij al geïnvesteerd in licenties voor een langere periode. Ook dan is er geen reden tot paniek; het is dan slechts kiezen voor een platform dat aansluit op de applicatie server.
Ook al is de applicatie server van keuze afhankelijk van het platform, het is wel belangrijk om de rol van deze faciliteit te begrijpen. Vaak discussiëren techneuten zich suf hierover, participeren hierin heeft zelden nuttige waarde. Vaak worden industriële applicatie servers als logge, slome verwerkers gezien door hen; de meerwaarde van deze applicatie servers zitten echter in de (niet te onderschatten!!) ondersteunende functionaliteit, waardoor zij beter in staat zijn om incidenten op te lossen of van de leverancier (vendor) gedegen ondersteuning te krijgen.
De meeste applicatie servers zijn gebaseerd op Java™ technologie. Zij ondersteunen ook alleen platformen die geproduceerd zijn op dezelfde technologie, want waar het platform het fundament is, is de applicatie server de grond waar het fundament op rust. Een aantal bekende applicatie servers zijn o.a. webSphere™ (IBM) en JBoss™ (RedHat), welke uitgebreide informatie verschaffen over hun mogelijkheden op de website van hun leveranciers.

Meer lezen het onderwerp? Klik hier voor de inhoudsopgave voor alle artikelen!

dinsdag 22 november 2011

Technische Oplossingen Begrijpen: De 'Database'


“Kennis is macht, dus toegang tot kennis maakt men machtig”
                                                                                                - Sam Rain
Dat een database een gegevensarchief is, is geen geheim. En dat ze gebruikt worden voor administratieve doeleinden, zoals persoonsgegevens, evenmin. Techneuten maken van databases zeer complexe verhalen: SQL, procedures en erger. Consultants zitten het liefst ver boven het oppervlak; zij zien het liever als een dure Rolodex voor het platform naar keuze. Net zoals bij veel dingen in het leven is het een kwestie van balans vinden, vooral bij kennis.
Wanneer er gepraat wordt over een database in de wondere wereld van ICT, zal het zelden gaan over dat ‘ene Access-bestandje’. Op industrieel niveau gaat het om een programma van grote magnitude, het type database waar weinig non-specialisten mee zullen werken. Deze database programma’s zijn ook niet ontwikkeld voor persoonlijk gebruik, maar om talloze andere programmatuur ten dienst te staan. Een industriële database is dus geen bestand, maar een geheel programma bedoelt om tienduizenden gegevensopdrachten per seconde te verwerken.
De redenen waarom zulke programma’s nodig zijn lopen uiteen. Een goede motivatie is bijvoorbeeld het voordeel om gegevens te herbruiken. Als het ware heeft een database de functionaliteit als die van een bibliotheek, de benodigde gegevens kunnen door alle ‘bezoekers’ worden geraadpleegd. Een ander voordeel is veiligheid. Gegevenskopieën kunnen als onderdeel van een procedure dagelijks gemaakt worden, bewerkingen van cruciale gegevens onder toezicht worden geplaatst (zoals wachtwoorden of loongegevens). Vooral omdat gegevens mogelijk veranderd kunnen worden, maakt een gegevensarchief aantrekkelijk. De enige redenen om niet een database te gebruiken voor een industriële oplossing zijn van technische aard welke weer een grote uitzondering zijn (omdat er weinig oplossingen nodig zijn die nooit met veranderende gegevens werken).
De kracht van de industriële database ligt echter niet hoofdzakelijk in het beheer van gegevens. De database maakt het mogelijk om gegevens aan elkaar te koppelen, alsof zij een enkele entiteit vertegenwoordigen. De koppelingen worden daarom ook ‘relaties’ genoemd: dankzij een unieke identificatie kan een database bij elkaar horende gegevens in milliseconden vinden tussen miljoenen andere gegevens. Deze unieke identificatie heet dan ook een ‘sleutel’.
Om van deze mogelijkheid goed gebruik te maken, gebruiken databases een formaat voor gegevens: de tabellen. Iedere tabel heeft kolommen en rijen, waarbij de kolommen het type gegevens verklaren en de rijen invulling geven aan deze kolommen. Praktisch gezien werkt een database soortgelijk aan een Excel-werkblad; echter doet deze dienst voor andere programma’s. Dankzij de tabellen kunnen gegevens opgedeeld worden in categorieën, assortimentgegevens staan los van klantgegevens. Echter zal een automatische factuur diverse ‘blokken’ van gegevens nodig hebben, zoals het adres en de prijzen van de bestelde artikelen. Er zit geen limiet aan de hoeveelheid tabellen, echter is het sterk aanbevolen om een database specialist te raadplegen voor een praktische inrichting van een database.
Wanneer een tabel een specifieke ‘blok’ gegevens voorstelt dat vaker gebruikt zal worden (zoals persoonsgegevens of productinformatie) wordt het een standaard binnen een oplossing. Dit ‘blok’ van gegevens wordt dan een ‘data model’ genoemd. Data modellen zijn praktisch van aard, ze geven abstract een idee wat voor gegevens verwerkt moeten worden en concreet hoe deze structuur is opgebouwd.
Om deze modellen op te vragen, te koppelen of te bewerken qua inhoud is het nodig dat de database een flexibele manier van commando’s kan interpreteren. Dit gebeurd via een programmeertaal (SQL) zodat dezelfde commando’s op verschillende manieren gebruikt kunnen worden om het gewenste resultaat te geven. Echter zijn er veel aanvullende programma’s beschikbaar die deze bewerkingen visueel kunnen uitvoeren zodat het mogelijk is om gegevensverwerking praktisch te kunnen controleren. Toch zal voor daadwerkelijke implementatie een database specialist nodig blijven.

Meer lezen over Informatie Technologie? Klik hier voor de inhoudsopgave voor alle artikelen!
©SamRain
Database

maandag 21 november 2011

Technische Oplossingen Begrijpen: de 'omgeving'


“And the earth was without form, and void”
                                                            - Genesis 1:2
Voordat een oplossing van een abstract idee kan manifesteren naar iets concreets, zullen er faciliteiten op moeten worden gericht. Zonder deze faciliteiten zou het onmogelijk zijn om ook maar iets te implementeren. Technisch vakjargon verward, zoals bij vele andere ‘buzz-words’ en ook de ‘omgeving’ als specifieke technische details. Hoewel de ‘omgeving’ behoort tot het technische vlak van de automatisering, is het qua aard meer gelijk aan de basisbenodigdheden voor de uitvoering van een recept. Als de pannenkoek de oplossing is, dan is het concept het recept, het platform de koekenpan en het fornuis de hoofdfaciliteit. De keuken wordt als vanzelfsprekend beschouwd, en dit is precies hetzelfde als bij een ‘omgeving’.
De omgeving opstellen is dan ook belangrijk voor de wensen van een opdrachtgever, echter zal zijn rol hier passiever in zijn. De omgeving is een advies voor de oplossing; de beoogde capaciteit die nodig is om de eindgebruiker te voorzien, de gegevensopslag en platform, maar ook de locatie en het beheer vallen eronder. Daarnaast zijn er meestal spiegel omgevingen nodig: een omgeving voor de implementatie, een onafhankelijke test omgeving en natuurlijk het uiteindelijke productiesysteem.
Zoals eerder is aangegeven is de omgeving definiëren niet gericht op gedetailleerde specificaties. De organisatie van benodigde faciliteiten worden gepresenteerd zoals deze conceptueel zijn bedacht; in de realisatiefase worden pas de specifieke details benoemd omdat de leveranciers worden gekozen aan de hand van de kosten en service. Deze organisatie wordt dan met behulp van visuele diagrammen ‘ontworpen’ en hebben veel weg van een proces. Het gaat in deze diagrammen dan ook niet over de daadwerkelijke uitvoering, maar om de relaties en gegevensuitwisseling tussen faciliteiten.
Fysiek zijn deze ‘faciliteiten’ programma’s welke alleen kunnen werken op een computer, een speciaal ingerichte computer die dienst doet voor vele gebruikers tegelijkertijd (en dus niet voorzien van een beeldscherm of muis). Deze computers worden ‘servers’ genoemd. Een enkele ‘server’ kan dienst doen voor vele gebruikers maar is beperkt in capaciteit, afhankelijk van het type computer. Een personenauto heeft de capaciteit voor 4 personen waarbij het mogelijk is om kinderen op schoot te nemen. Echter is het onpraktisch om 20 mensen te vervoeren in dezelfde personenauto; een bus is dan praktischer of een aantal auto’s. Daarnaast leent dit voorbeeld ook een goede vuistregel; een ‘faciliteit’ heeft de omvang van een persoon, plaats daarom niet meer dan 4 faciliteiten per server.
Gelukkig gaat technologie met sprongen vooruit. Servers vereisen onderhoud, specialisme en kunnen resulteren in complexiteit; de industrie kent de leveranciers van zogenaamde ‘Cloud’ oplossingen. In die ‘Cloud’ is er geen sprake meer van capaciteitsproblematiek; de servers van de leverancier zijn verbonden als een integraal netwerk en werken als geheel samen. Ook nemen de leveranciers het onderhoud en specialisme uit handen. Het klinkt als de ideale oplossing; er zullen altijd opdrachtgevers zijn die vanwege gevoeligheid van gegevens niet met een derde partij in zee zullen gaan (hoe praktisch of veilig dan ook!).
De faciliteiten voor de omgeving zijn ‘onbeperkt’, echter zijn er wel een aantal faciliteiten die bij het implementeren terugkomen. Zo zal er een gegevensarchief nodig zijn (database server) een voorziening waar het platform op draait (applicatie server) of ondersteunende faciliteiten, zoals versiebeheer en een opslag voor reserve kopieen (backup server). Verwarrend is de term ‘server’ in het kader van faciliteiten; deze stellen geen aparte computer voor, maar zijn een benaming voor programma’s die ontworpen zijn voor servers.

Meer lezen over Informatie Technologie? Klik hier voor de inhoudsopgave van alle artikelen!
©SamRain
De omgeving

zondag 20 november 2011

De Houten Hangers


“It ain’t how hard you hit. It is about how hard you can get hit”
                                                                                    - Rocky Balboa
Zomervakantie. Zes weken zon, uitslapen, leuke dingen doen. Als Indiase mensen verschil je dan nog steeds met Nederlanders. Dat was vooral te merken wanneer de schooldag weer begon. Nederlandse kinderen gingen met hun ouders naar de camping, namen fietsvakanties of bezochten als gezin pretparken. Bij ons ging dat wel even anders; je ouders hadden ingedeeld hoe lang je waar bleef. Twee weken bij de best kokende tante, twee weken bij de bloempot tante (zie: bloempot-tante), een week bij de strenge oom of de juist ‘alles-mag’ oom. Maar als je pech had, kwam je in de loting voor die lieve tante met drie zoons die fanatiek aan vechtsporten deden. En mocht je van deze tante het kortst rijden af wonen; ahum, zoals ik, was het elke vakantie de jackpot van de Staatsloterij.
Het was niet altijd een persoonlijke hel; de drie duivels hadden alle stripboeken. Spiderman, Batman, X-men, Wolverine, Superman en Captain America. Als ik niet fungeerde als alternatief voor boksbal of stootkussen, las ik aan één stuk door. Wolverine was een bijzondere superheld; zijn kracht zat in zelfgenezing waardoor hij van elke wond kon genezen. Daarnaast had hij een onverwoestbaar skelet. Iets wat ik mij voorstelde zelf te hebben bij elke knokkelslag op mijn schouders. Huilen hielp niet en jaar in en jaar uit werd ik veroordeeld om twee weken lang incasseringsvermogen te kweken.
Na een tijdje was de lol eraf voor de uit de klootgewassen pestkoppen. Ik sloot me mentaal af als een reflex; een goed geraakte slag maakte geen indruk meer, al was het onverwacht tijdens een spelletje Tetris. Ik was onverwoestbaar geworden en ik besefte toen dat er geen fysiek geweld me ooit nog iets zou doen. Ik zou nooit meer huilen of pijn voelen; door wat of wie dan ook.
Naarmate ik ouder werd begon ik mij steeds meer af te zetten tegen alles en iedereen. Op school werd ik een eerste klas vandaal, met een groep jongens terroriseerden we de buurt. De tijd van stiekem roken, spijbelen en bier stelen uit de buurtsuper was aangebroken. School was een onzinnige tijdsbesteding, moeder werkte overdag tot ’s avonds laat en de enige die verantwoording droeg was mijn zus, die alleen oog had voor d’r geheime verkering. Briefjes schrijven voor school (en ondertekenen als moeder) deed ze al lang; het was onvermijdelijk dat ik deze handigheid ook onder de knie kreeg door mijn nauwe oplettendheid. Zo kwam ik ongestraft weg met spijbelen, huiswerk, gymlessen en dergelijke. Tot dat...
De telefoon ging. Mijn zus was te snel; handig klemde ze de haak tussen haar hoofd en schouders in, terwijl ze haar net gelakte nagels liet drogen. Na vijf minuten hing ze op. ‘Hoe was het op school?’, vroeg ze met een sarcastische toon. ‘Meneer Hoef heeft gebeld, omdat je al twee weken niet bent geweest’, kijkend met een boze blik. Betrapt.
Terwijl ik afwachtte in angst op een slipper of lepel afstraffing zat ik in mijn kamer. Ik wachtte en wachtte. En wachtte nog meer. Ongewapend kwam mijn moeder binnen. Ik was opgelucht, het zou bij een scheldkanonnade blijven. Over hoe belangrijk school was, over het later putjesschepper worden, dure schoolboeken, dure fiets; alsof ze een hels voorspel aan het doen was en de aders van haar hoofd zichtbaar werden. Opeens ging de klerenkast open, griste een hanger van hout uit de kast. Pets. Op mijn schouder, en de hanger brak. Pets; nog een hanger. En nog één en nog één. Ik voelde de klappen niet en begon te glimlachen van verbazing, een grote domme fout. Mijn moeder raakte toen helemaal van de kaart en zocht naar iets harders. Ditmaal de buis van de stofzuiger. Wolverine of niet; zelfs met een groot incasseringsvermogen is het soms wijs om de benen te nemen. Gelukkig leerde ik van dat moment hoe belangrijk snelheid is, want als ik die dag daarin had gefaald was het nog eens pijnlijk afgelopen.
©SamRain
Houten Hangers

zaterdag 19 november 2011

De oplossing vormgeven: de organisatiescan


“Ken uzelf en uw tegenstander; dan overwint u 100 veldslagen”
                                                                                                - Sun Tzu
Een fundamentele taak voor iedere dienstverlener is het onderzoek in de bedrijfsvoering van de opdrachtgever. Zonder onderzoek is het vormen van een beeld gebaseerd op voorstellingen en aannames, welke vervelend kunnen uitpakken in een later stadium. Nu hoeft dit onderzoek niet het gewicht te hebben zoals het onderzoek tijdens de realisatiefase. Echter zal het resultaat van dit ‘vooronderzoek’ deel uitmaken van het uitgebreide onderzoek als leidraad; het wordt dan ook in vakjargon een ‘scan’ genoemd.
Iedere onderneming valt onder een type industrie. Bekende industrieën zijn: het bankwezen, grondstofverwerking, detailhandel en transport. Afhankelijk van hun grootte is het totaalaanbod wat zij kunnen leveren gelijk aan hun aandeel in de markt. Hoe groter, hoe complexer de organisatie is geconstrueerd, waar bijvoorbeeld een bepaald aandeel is verdeeld over meerdere moederbedrijven (‘Holdings’) en dochterondernemingen (‘branches’). Een ‘scan’ levert hier dus een organigram op, zodat de onderlinge relaties tussen afdelingen en dochterondernemingen duidelijk word. Het voordeel van een dergelijke organigram is dat menselijk kapitaal in beeld wordt gebracht; verantwoordelijkheden, escalatie procedures en gegevensuitwisseling: de ‘rolverdeling’.
Naast een industrie specialisme, hebben ondernemingen een organisatievorm per segment van dienstverlening. Zo’n vorm kan gericht zijn op productie, dienstverlening, projecten of geografische locatie. Het begrijpen van een organisatievorm binnen een afdeling levert dan ook de kerntaken op, de prioriteit van ondersteunende taken en de interne structuur van de opdrachtgever; het ‘operationele inzicht’.
Wanneer de rolverdeling en de organisatievorm bekend zijn, kan er gekeken worden naar de kernactiviteiten; de processen die plaatsvinden en de mate van complexiteit en prioriteit. Deze processen hoeven in een ‘scan’ niet in detail te worden uitgewerkt. De globale activiteiten, de gegevensuitwisseling en de verantwoordelijke rol voor iedere activiteit zijn voldoende. Wel dient er rekening gehouden te worden met ‘impact’ en ‘pijnpunten’ zoals het resultaat van gemaakte fouten binnen het huidig proces (productie stop, dubbel werk, technische storing, derving e.d.) en alle factoren die voor vertraging zorgen. Dit onderdeel van de ‘scan’ levert de ‘huidige processen’ op.
Anno de 21e eeuw hebben bedrijven al jaren geïnvesteerd in een diversiteit van oplossingen. Software die enige tijd dienst doen om automatisering te vervullen staan meestal rotsvast in de processen. Deze software zal of gekoppeld moeten worden aan de nieuwe oplossing, of geheel vervangen moeten worden. Het is daarom noodzakelijk om deze applicaties in kaart te brengen; de rol die ze vervullen, de voordelen en nadelen, de huidige waarde van licenties en de crucialiteit van hun werking. Als het ware wordt de ‘omgeving’ van de opdrachtgever in kaart gebracht, het huidige ‘ecosysteem’.
Het laatste onderdeel van het ‘vooronderzoek’ staat in het kader van uitzonderingen en werkwijze. Uiteindelijk zullen mensen deel uitmaken van het proces, die op eigen werkwijze deelnemen aan het proces; kantooruren, ploegendienst, flextijden of telewerken. Vaak willen opdrachtgevers controle en inzicht verwerkt hebben in een oplossing, zoals een automatisch gegenereerd rapport. Deze ‘secundaire’ wensen zijn belangrijk; vergeet echter het primaire doel nooit uit het oog.
Uit de ‘organisatiescan’ vloeit belangrijke informatie dat als bron dient te vormen van de conceptuele oplossing; onderzoek levert feiten op, en een oplossing gebaseerd op feiten maakt het pas robuust.

Meer lezen over het onderwerp Consultancy? Klik hier voor de inhoudsopgave van alle artikelen!
©SamRain
Organisatiescan

vrijdag 18 november 2011

De Houten Lepel


“Er is geen grotere straf, dan onverdiende straf”
                                                                        - Sam Rain
Lijfstraffen zijn al lange tijd taboe in de Nederlandse maatschappij. Psychologische onderzoeken en de westerse welvaart hebben een grote impact gemaakt op het gebied van opvoeden. Gewapend met instanties als Jeugdzorg en meldpunten Kindermishandeling is een ferme tik aan je koter geven garant voor ijzingwekkende blikken in de supermarkt.
Al spraken wij allen vloeiend beschaafde Nederlands, betaalden mams en paps keurig de belasting en waren ze goed op de hoogte van deze taboe, negeerden ze deze ‘dwaze’ Hollandse ideologie. Immers, wanneer de deur sloot, waren we terug in India. We spraken Hindi, keken Bollywood en aten uitbundig chatney. Naar je ouders (en cultuur-technisch) of wie dan ook ouder dan jezelf, luisterde je zonder tegenspraak. Voor rebellen waren er weinig ruimte dankzij het arsenaal van machtsmiddelen: de leren riem, de geduchte roze pantoffel, de overdonderde scheldkanonnade en de nachtmerrie van allen, de houten lepel.
De houten lepel was al geducht nog voor de ervaring; ze lagen altijd binnen handbereik van moeder of tantes en waren dus de gummiknuppels wanneer we als groep etters onmiddellijk tot rust moesten komen. Een enkele pets op de broek was al intimiderend, met name omdat het gebruik van de houten lepel in een grijs gebied lag; rollen met je ogen tot stiekem snoepen, de lepel regeerde. Indiase vrouwen besteden veel tijd in de keuken en waren als getrainde samoerai beheerst in het tikken met deze lepels. Een aantal tikken belanden altijd op de voorgaande plek, zodat onze lichtbruine huid een perfecte rode streep bezorgde. Hard huilen leerde je ook meteen af met de lepel; nog voordat het geluid uit je keel kon ontwikkelen tot een luid gekrijs had de lepel het opgelost.
Ondanks dat ik deze machtsmiddelen allen had ervaren, boezemde de houten lepel het meeste angst in. Ik werd een stuk bekwamer in het doen van kattenkwaad om deze brute straf te voorkomen, wat ook meestal lukt. Tot een middag...
Ik hing mijn jas aan de kapstok, sleepte mijn Donald Duck rugzak naar de woonkamer, waar ik mijn moeder ‘goedemiddag’ begroette. Haar blik was ijzig. Ik voelde op de één of andere manier betrapt. Had ze soms naar school gebeld? Had ze het gejatte speelgoed ontdekt? De lucifers onder mijn bed misschien? Nee, onmogelijk; ik had voor alles een excuus en mijn kamer opgeruimd (om ongewenste huisvrouw perikelen zoals slaapkamer inval te voorkomen). Ik was zelfs voor mijn doen uitzonderlijk braaf geweest... Denk! Denk!! Te laat...
‘Goedemiddag? Wàt goedemiddag?!’, terwijl ze op me afliep met de houten lepel. Ik bevroor, m’n knieën leken op slot, mijn hart bonkte in mijn keel en ik begon al te janken als een geslagen hond...
Niet veel later lag ik huilend op mijn kamer, troost te zoeken in de race autootjes. Een zacht geklop op de deur en een poeslieve stem die mijn naam riep. Ik hoorde het hele verhaal en mocht kiezen wat ik de hele week wilde eten. Glimlach, maar nog wel pijn.
Wat was nu de oorzaak? Mijn tien jaar oudere broers was in zo’n haast dat hij tijdens het schijten een broodje hagelslag had gegeten op de WC, alles had gekruimeld en er een lege kop thee had laten liggen. Hij was later weggegaan dan mijn moeder verwacht had, dus was ik de logische verdachte. Toen mijn broer thuis kwam vroeg hij aan mijn moeder waarom ze zo chagrijnig was. Ze vertelde hem dat ik vanwege de bende de 100 houtenlepels heb gekregen van prijzenslag. Mijn broer kreeg berouw en biechtte op wat er gebeurd was. Hij kreeg ook de lepel, maar hij had het dan ook verdiend.
©SamRain

De software industrie begrijpen: de steigers van een oplossing


“Een wijs man bouwt zijn huis op een rots”
                                                                        - Jezus
Wanneer de software industrie wordt bekeken denkt men in de eerste plaats aan consumentenproducten zoals de machines van Apple of diensten als Google. Echter is de grootste industrie die van de automatisering; bedrijven die het hun vakgebied maken om bedrijven te voorzien van software producten voor hun financien, telecommunicatie, informatie-uitwisseling en digitale archivering. In de automatisering zijn er distinctieve takken aanwezig; namelijk de voorstanders van platformen en de maatwerkleveranciers. De platform voorstanders richten zich op het leveren van oplossingen met behulp van een groot arsenaal technologieën die gezamenlijk een industrie standaard vormen. De maatwerk leveranciers maken, met de riemen die ze hebben, een afgestemde oplossing ‘op maat’ aan de wensen van hun opdrachtgever. Beide vervullen een belangrijke rol; platformen bieden betrouwbaarheid, maatwerk innovatie.
Wanneer praktische automatisering wordt toegepast ligt de voorkeur bij het gebruiken van een platform; de mogelijkheden en restricties zijn vooraf bekend, de gekozen technologieën zijn volwassen en dus minder gevoelig voor fouten zodat een oplossing een robuust fundament heeft. De kosten liggen wel hoger voor de aanschaf van een platform in vergelijking met maatwerk. Dit is echter een bedrog, omdat software altijd zal worden uitgebreid en groeit naarmate er meer complexiteit gewenst is. Maatwerk kost op de lange termijn bijna drie keer zo veel meer voor dezelfde functionaliteit als dat van een platform.
Vaak verwarren techneuten ondernemers vanwege het jargon dat het bedrijfsleven gebruikt met het IT-jargon. Hoewel ze nauw verband hebben zijn beide appels en peren in vergelijking; in de automatisering is een platform een abstract begrip voor een verzameling van technologieën, concreet is het in de IT-technische wereld voor het type besturingssysteem.
Wanneer een oplossing wordt gepresenteerd aan de opdrachtgever is het belangrijk om deze te staven met een bestaand platform. Sterker nog, een goede leverancier van automatiseringsoplossingen zal zich hebben gespecialiseerd in enkele platformen, die als basis dienen voor hun concepten. Goed functionerende concepten worden bij platformen ook veel ‘herbruikt’ waardoor de oplossing onder de kap in betrouwbaarheid toeneemt, kinderziektes worden sneller ontdekt en maken de oplossing volwassen.
Een nog groter voordeel is die van onderhoud; de leveranciers van platformen (‘de vendors’) geven ondersteuning aan de opdrachtgevers die het product hebben aangeschaft zodat incidenten snel en efficiënt worden opgelost. Daarnaast leveren zij nieuwe versies van het platform en leveren extensieve documentatie.
Voor het kiezen van een goed platform zijn er een aantal factoren om rekening mee te houden. Het belangrijkste zijn de mogelijkheden van het platform, gevolgd door de documentatie en ondersteuning. Daarnaast is het kiezen van een bekend platform belangrijk; een platform is namelijk populair vanwege de betrouwbaarheid. Een vaak gemiste factor is de vereiste kennis om het platform te gebruiken (‘learning curve’), dus ook de mogelijkheden om training te volgen en certificering. De prijs is ook een factor; wees echter bewust dat er altijd met de prijs te spelen is, wanneer er sprake is van grotere projecten. Veel platformen bieden een ‘probeerversie’, het is dan mogelijk om de meeste factoren te toetsen.
Net zoals andere grote investeringen is het wijs om eerst zelf goed op de hoogte te zijn van het platform; de leveranciers leveren deze informatie ook vrijblijvend via hun website of medewerkers. Neem geen genoegen met tweedehands informatie; praktijk is de beste leerschool.

Meer lezen over Informatie Technologie? Klik hier voor de inhoudsopgave voor alle artikelen!
©SamRain
Automatisering

donderdag 17 november 2011

De software industrie begrijpen: de levensloop van een oplossing


Om iets te bouwen heb je bouwstenen nodig en een idee wat dat iets zou moeten zijn”                                                                                                                                      - SamRain
Een oplossing is het antwoord in de vorm van een software constructie; het is de vertaling van de wensen van de opdrachtgever door middel van technologie. Oplossingen kunnen van alles omvatten vanwege hun natuur omdat ze altijd beginnen in een abstracte vorm. Naarmate ze gerealiseerd worden, (om uiteindelijk te belanden in de fase waar de oplossing ook echt deel gaat uitmaken van de kernactiviteiten) groeien ze steeds meer naar een concrete volwassen oplossing totdat ze aan vervanging toe zijn.
Er zijn vijf fases in de levensloop van een oplossing: concept, realisatie, implementatie, testen en productie. Iedere fase is een op zichzelf staan traject waarbij elke fase voorbouwt op het succes van zijn voorloper.
Het concept is de eerste stap van een oplossing. Nadat alle wensen van de opdrachtgever zijn geïnventariseerd moeten deze vorm krijgen in een demonstratie, beter bekend als een ‘PoC’ (proof-of-concept); dit kan een presentatie zijn of een interactief programma waarin functionaliteit verwerkt is dat voldoet aan voornaamste wensen. Het concept is tevens de belangrijkste fase omdat hierin de verwachtingen van de opdrachtgever worden geschept; de kunde van de dienstverlener, de mogelijkheden van technologie en de primaire voordelen die de oplossing biedt voor de opdrachtgever. Ook worden de kosten en benodigde tijd van het ontwikkelen van de oplossing bepaald.
Wanneer het concept wordt geaccepteerd door de opdrachtgever behoort deze gerealiseerd te worden. Ieder detail zal uitgewerkt moeten worden, zoals het samenstellen van een team van uitvoerders, de ontwikkelingsstrategie en voorlopige projectplanning, de opties qua leveranciers voor technische faciliteiten en de budgetten per subfase (‘milestone’); de realisatie brengt het project document voort.
Nadat het project document voltooid is, kan deze worden overgedragen naar de uitvoerders; de fase van implementatie kan gaan plaatsvinden. Tijdens de realisatie wordt de architectuur uitgewerkt. De implementatie is als het ware de start van de daadwerkelijke constructie van de oplossing.
Wanneer een deel tijdens het implementeren is afgerond, is er sprake van een ‘nieuwe’ functionaliteit welke uiteraard getest zal moeten worden of het opgeleverde voldoet aan de verwachtingen. De test fase ligt daarom deels in een grijs gebied, waar functionaliteit in drievoud wordt getest; eerst door de implementerende partij, vervolgens door de bewakers van het concept om vervolgens gepland te worden voor een test door de opdrachtgever. In de testfase worden ook een groep testgebruikers geselecteerd van de opdrachtgever, welke ook behoren tot de groep van daadwerkelijke gebruikers. Het is een cruciale, drukke fase; technische fouten of onverwachte situaties en gevolgen komen hier aan het licht. Als de testfase voltooid is, is er sprake van een geslaagde implementatie en is de software klaar voor industrieel gebruik.
De productiefase is de volwassen periode van de oplossing. Het dient te werken zoals de verwachting die geschept is voor een nieuw ‘apparaat’; snelheid, verwerking, goede documentatie en een positieve gebruikerservaring. Op het moment dat de productiefase ingaat wordt de oplossing ‘cruciaal’ genoemd; als de oplossing stil ligt, kan er niet worden gewerkt, wat dus verlies betekent voor de opdrachtgever. De productiefase staat dan ook in het kader van klachtafhandeling en de procedures van technische ondersteuning, welke al wezenlijk zijn afgestemd tijdens de concept fase.
Hoewel veel dienstverleners graag een cyclus voorspiegelen, blijft de ware levensloop altijd lineair; functionaliteit wordt vooraf bepaald, waarna deze wordt opgeleverd. Opdrachtgevers zullen altijd nieuwe functionaliteit wensen omdat technologie en wensen met tijd veranderen. Al bouwt men voort op bestaande oplossingen, begint men altijd weer aan de tekentafel; kleine oplossingen of groot, ze beginnen altijd met een idee.
Meer lezen over Informatie Technologie? Klik hier voor de inhoudsopgave voor alle artikelen!
©SamRain
oplossing

woensdag 16 november 2011

Een lesje barmhartigheid


Een Christelijke leefgemeenschap waarbij junkies, hoeren en vrouwslaande vaders bezinning kunnen doen om later terug te keren naar de maatschappij. Voor zes weken ‘stage’ lopen als begeleider om ervaring op te doen. Een ‘higher calling’, een missie voor de Heer was het motto. Daar was ik dan, backpack gevuld met snickers en de Bijbel; bekeren doe je met het Woord en een arsenaal aan chocolade (ik dan).
Het programma was strak. De cliënten waren van 7.00 tot 16.15 aan het ‘werk’. Als begeleider was het mijn taak om de ‘hutten’ te controleren op drugs, bier en porno (daar viel de Veronica gids ook onder omdat tv kijken een waar misdrijf zou zijn buiten de EO). Daarnaast werden de cliënten blootgesteld aan het pastoraal gesprek met de überevangelist die Satan had aangewezen als diegene om mij te leren dienen voor de Heer. Elke krakkemikkige hut had ongeveer 10 bewoners, verdeelt over 4 slaapkamers, en deze was ook de enige met gemengd gezelschap (mannen en vrouwen).
Voor de geest was er de dagelijkse kerksessie; weinig inhoud, vooral een krakkemikkig voorleesuurtje (waar ik als verloste nota bene van in slaap viel). Een vaak uitgekauwde parabel van Jezus is die over de Barmhartige Samaritaan: een ‘vijand’ van de joden vind een kapot gemepte Jood op de weg, besluit hem op te lappen en verzorgd achter te laten. Dat bedoelde Jezus dan met barmhartigheid. Toffe peer, die Jezus.
Op een dag kwam er een nieuwe ‘cliënt’. Letterlijk van straat geraapt, hersenbeschadiging (Korsakov) en ... een luier. Om bewoners te ‘beschermen’ hadden deze een stem in welke hut deze bejaarde poepbroek zou belanden. Het was een ware hectiek; vooral de poepluier. Nog voor deze man arriveerde gingen er al boze afwijzingen en grappen te ronde.
En ik deed mee. Tussen al deze mensen zaten de nieuwe en ook de veteranen van het geloof; alleen op het moment van barmhartigheid waren de Bijbel en alle wijsheid verdwenen. Toen brandde ineens het licht in mijn hart en ik walgde van mezelf; ik was aan het spotten en liep met anderen mee. Ik bedacht me dat deze mensen ooit eens bespot werden, net als ik, en nu eenmaal op het goede pad, geen haar verandert.
Ik liep naar de uberevangelist en nam de verantwoordelijkheid op me. Deze oude poeperd bleek naast incontinent een gebrek te hebben aan geheugen, maar ik was vastberaden. De hele hut was in rep en roer. ‘Nou als je maar niet denkt dat ik je help’ en ‘getverderrie man, wat heb je gedaan’.
Elke dag gooide ik zijn poepluier weg, stalde hem onder de douche, kleedde hem aan en kamde zijn haar. Sneed zijn brood en maakte zijn thee. Na twee weken was hij ‘gepimped’, en wilde de andere bewoners ook ‘helpen’. Behalve met de poepluiers. Op de enige dag dat ik op een werkplek moest invallen ging het mis. Blijkbaar was er iets gebeurd en de oude man was foetsie. Ik was teleurgesteld. De leiding had hem laten gaan, onder het mom van dat bewoners hier vrijwillig zijn.
Ondanks alles ben ik daarom nog trots op mezelf. Ik ben niet als de mensen met hoog opgegooide armen en lange liedjes. Het was mijn allereerste niet-egoïstische daad en zo ontdekte ik het grootste geheim: God zit in je en niet 10 kilometer boven je op een wolk, en wonderen gebeuren vaker dan je kunt voorstellen.
“Want als ik de liefde niet had...”
                                                  -Paulus

©SamRain
Barmhartigheid