Als je grootvader en vader zich in de gemeenschap bezighouden als geestelijke wonderdokters, dan kun je rekenen op een grote hoeveelheid bezoek buiten ‘kantooruren’. Meestal waren het pastorale gesprekjes of wandelde ik binnen in een adhoc gebedssessie. Op zolder had mijn vader een gehele tempel ingericht; de meest prachtige beelden van marmer, van Krishna tot Ganesha. Hier stalde mijn vader ook zijn hele Veda collectie, de heilige boeken in A3 formaat met grote lederen kaften. Het was rond 1986 toen het volgende gebeurde.
Op een nacht kwam een tante onverwacht op bezoek. Veel gestommel en geschreeuw wekte me op uit een diepe slaap naast Brillie de Beer en nieuwsgierig als ik toen al was, sloop ik via de krakende beukenhouten treden naar beneden. Terwijl een paar ‘collega’s’ van mijn vader aan het ‘chanten’ waren, zag ik hoe mijn vader zijn vlakke hand had uitgestrekt naar een nichtje en aan het mijmeren was in iets onverstaanbaars. Het gegil was ijzingwekkend en vooral het geroffel in de kamer maakte de sfeer er niet beter op. Toen ik werd ontdekt, werd ik linea recta naar boven gestuurd. Pas twintig jaar later zou ik begrijpen wat hier gaande was.
Big Fat Flash Forward.
In 2006 was ik op een spirituele zoektocht. Drugsverslaving zat aan de kant en mijn nieuwe roeping als evangelist maakte de eens zo atheïst radicaler; ik was zo gedreven om te dienen, dat elke zin van Het Boek de absolute oplossing was voor elk probleem. Vooral wanneer je zo radicaal bent, is er oneindig stof om over na te denken en elke ‘happening’ wil je dan bijwonen. Ik maakte kennis met een op een eerste blik rustige huisman, Tom. Na een aantal ontmoetingen en gesprekken over bediening, de weg van de Waarheid en strijd tegen de ‘verleider’, ging het over uitdrijving van demonen. Ja. Echt waar.
Tom was een ‘uitdrijver’, een specialist en deed deze ‘ondankbare’ taak al een jaar of tien. Het onderwerp intrigeerde me immens; voor een radicaal zijn Goddelijke superkrachten een natte droom. Hij stelde me voor om eens ‘stage’ te lopen bij zijn kerkgemeenschap in Zeeland, om als arbeider van God plaats te nemen op het slagveld. Ik had de hele week amper geslapen vanwege mijn enthousiasme en kon geen genoegen krijgen van de passages uit de Bijbel; de uitdrijving van Legion, het boek van Job en ga zo maar door.
Zaterdagavond. Er waren vier ‘broeders’ samen met Tom in zijn huis aanwezig. Een grote multomap werd mij overhandigd, gevuld tot de nok toe over duivels, demonen en uitdrijving. Passages waren bij elkaar gezet om beeld te vormen over werkwijzen en de do’s and don’ts voor uitdrijvers. Na een stevige bidstond gingen we allen terug. Ik besteedde drie maanden onafgebroken aan mijn nieuwe studie; woord-voor-woord vertalingen, concordances en 7 versies van de Bijbel (van King James tot Amplified) waren mijn studiegenoten tijdens de nachtdiensten als begeleider in de verslavingszorg.
Eenmaal volgepropt met theorie, ging ik samen met Tom en een andere ‘broeder’ op huisbezoek. In tegenstelling van de Exorcist waren de meesten normaal aanspreekbaar en ging het nooit verder dan een kort gebed, gevolgd door oliezalving. Het meeste leek ook meer op psychosociale zorg dan het bestrijden van een oeroude vijand, die willens en wetens bezit neemt van een onschuldig slachtoffer. Ik raakte al snel interesse kwijt vanwege de toestroom van mensen die liever hun problemen toeschoven naar demonen dan hun eigen domme handelen. Weinig verwachtte ik dan ook van Herman Boon; de grappige evangelist. Little did I know.
Zijn grappen waren niet mijn humor, zijn preken langdradig en slaapverwekkend. Vooral het meelopende publiek van hoog ‘Kumbaya’ gehalte zoog energie uit me als een oude Gameboy op batterijen. Het voelde dan ook als een groots opgezet toneelstuk met een afgeslankte Paul de Leeuw als ceremoniemeester in het midden.
We werden ingedeeld in groepen van vier waarbij de ‘leider’ van de groep de ‘uitdrijving’ opratelde en de overige drie non-stop gebeden opperden als ondersteuning. Een man rond de 40 werd door zijn familie dwangmatig geduwd naar de groep van Herman, zelf had hij de voorkeur om helemaal niet in de belangstelling te staan. Naarmate hij ongeduldiger werd, dacht zijn familiekring uit paniek waarschijnlijk voor de ‘beter iets dan niets’ strategie en kwam hij uiteindelijk te midden van onze groep.
Terwijl Jos, onze ‘bandleider’ begon met het gebed keek onze kandidaat steeds schuwer en bozer. Nu had ik al twee weken de één na de andere Oscarnominaties gezien, maar deze keer kreeg ik het ijzig koud, net voordat er rare kreten en grommen uit deze man kwamen. Onze leider raakte in paniek en rende meteen naar Herman. Alsof het een reflex was, stuurde ik mijn vlakke hand naar de boze, blijkbaar demonische man en ging onherroepelijk door; ik beveelde de twee anderen om niet te stoppen en was 100% focus op de taak die verricht moest worden. Opeens voelde ik alsof een onzichtbare kracht me raakte als een vrachtwagen uit deze man, tot vier maal toe. Hij zonk in elkaar en lag er levenloos bij. Herman keek me aan, zie tegen de anderen ‘Het is goed, hij komt zo wel bij’. Vervolgens zegt hij zachtjes ‘Begrijp je nu waarom ik zo moe ben na een uitdrijvingsdienst?’ Ik knikte. Ik was kapot. En voldaan.
©SamRain
Geen opmerkingen:
Een reactie posten