zaterdag 5 november 2011

Redder in nood


Een omstreden onderwerp dit keer; je bent gewaarschuwd dus.
Leven is iets wonderbaarlijks en als je dat niet beseft dan heb je echt niet geleefd. En dat leven is mooi omdat er anderen zijn om het mee te delen. Wanneer dat allemaal wegvalt en je alleen bent op een bal aarde met 7 miljard mensen, dan trek je twijfels bij dat ‘mooie’ leven; het is dan een vloek van voortdurende kwelling en geestelijke pijn. Wanneer dat lang genoeg aanhoud, verdwaasd dat je perspectief; je leven voelt dan zinloos, een hel op aarde en dan wil je maar één ding. Dat de kwelling stopt. Rust. Geen adviezen meer. Geen pijn meer. Geen onrust meer. Een laatste fade out van de B-film wat men leven noemt. Er was een tijd dat ik mij zo voelde; een mislukking, gekweld, doelloos. Ik ondernam dagelijks een poging naar de fade out. Self-fullfilling prophecy; ik vond dat maar nergens in slaagde, inclusief zelfmoord. Maar deze poging is mij altijd bijgebleven.
Zomer. Geld op. Drugs op. Tabak voor nog 3 shaggies en een maand over naar de volgende Soos (Sociale Dienst Uitkering). Mijn lichaam begint af te kicken, te ontnuchteren. Mensen lopen over straat, maar ik ben onzichtbaar. Het is geen wildvreemde stad waar ik ben; nou ja, aangegroeid dorp bekend als badplaats Scheveningen. Ik zie de vuurtoren, vier jaar eerder nog langs gevaren om de as van mijn moeder uit te strooien. Er is niemand of niets om naar toe te gaan, dus ik besluit om te kijken.
Eenmaal aangekomen zie ik hoe de zee de bootjes meevaart en oneindig ver uitstrekt. Het zomerbriesje op mijn uitgedroogde huid voelt als een aanraking; een besef, een vraagstuk. Waarom nog verder gaan? Voor wie of wat zou ik moeten doorzetten? Alles is weg. Geen eer meer. Geen niemand meer. Ik kijk uit naar de zee. Wanneer ik even mijn ogen sluit, denk ik aan rust. Vrede. Ik wil zijn waar mijn moeder is. Los van het leven wat toch zo onzinnig is.
Ik bedenk me dat ik zou moeten gaan zwemmen. Recht naar de horizon. Tot ik niet meer kan. En dan verdrinken. Niemand zou me vinden en gelukkig zou niemand me zoeken. Ik stap over de balustrade en kijk naar de blokrotsen; ze lijken gemakkelijk te beklimmen en ik waag me aan de afdaling. Ze zijn glad en smerig, maar ja, mij reisbestemming vereist geen dress-code. Eenmaal beneden, rook ik en zie bootjes voorij gaan. Bij mijn laatste hijs ga ik met mijn hand door het water... en het is ijskoud! Ik kom geen 4 meter verder zo; dat was niet het romantische beeld wat ik in gedachten had?
‘Hee jongeman’ roept een schelle stem over de balustrade. ‘Niet doen hè, dat is gevaarlijk, flip’ roept ze er achteraan. Ze wuift om naar boven te komen. Raar, maar ik voel me bewogen om te luisteren; en ik klom naar boven. Daar zat ze dan. Een gezette vrouw met een herenpet van tweed op een scootmobiel. Een pot waarschijnlijk.
We raakten aan de praat en we eindigden in haar appartement niet ver daarvandaan. Een heerlijke douche, schone kleren en een kop thee later lacht ze en verteld over haar ziekte, een strijd waardoor ik mijn problemen zag als zo ongelofelijk onzinnig. Dan vallen de foto’s me op en zeg tegen haar dat ze zo de dubbelganger is van ‘Sugar Lee Hooper’. Ze kijkt me aan en dan besef ik, wanneer ik nog eens rondkijk, waar ik ben. We namen afscheid; ze gaf me 50 gulden. ‘Maak wat van je leven jongen.’
Ik heb haar nooit kunnen bedanken en ze is al een tijdje in het paradijs; want deze engel heeft mijn leven gered; op zoveel manieren.
©SamRain

Geen opmerkingen:

Een reactie posten