“It ain’t how hard you hit. It is about how hard you can get hit”
- Rocky Balboa
- Rocky Balboa
Zomervakantie. Zes weken zon, uitslapen, leuke dingen doen. Als Indiase mensen verschil je dan nog steeds met Nederlanders. Dat was vooral te merken wanneer de schooldag weer begon. Nederlandse kinderen gingen met hun ouders naar de camping, namen fietsvakanties of bezochten als gezin pretparken. Bij ons ging dat wel even anders; je ouders hadden ingedeeld hoe lang je waar bleef. Twee weken bij de best kokende tante, twee weken bij de bloempot tante (zie: bloempot-tante), een week bij de strenge oom of de juist ‘alles-mag’ oom. Maar als je pech had, kwam je in de loting voor die lieve tante met drie zoons die fanatiek aan vechtsporten deden. En mocht je van deze tante het kortst rijden af wonen; ahum, zoals ik, was het elke vakantie de jackpot van de Staatsloterij.
Het was niet altijd een persoonlijke hel; de drie duivels hadden alle stripboeken. Spiderman, Batman, X-men, Wolverine, Superman en Captain America. Als ik niet fungeerde als alternatief voor boksbal of stootkussen, las ik aan één stuk door. Wolverine was een bijzondere superheld; zijn kracht zat in zelfgenezing waardoor hij van elke wond kon genezen. Daarnaast had hij een onverwoestbaar skelet. Iets wat ik mij voorstelde zelf te hebben bij elke knokkelslag op mijn schouders. Huilen hielp niet en jaar in en jaar uit werd ik veroordeeld om twee weken lang incasseringsvermogen te kweken.
Na een tijdje was de lol eraf voor de uit de klootgewassen pestkoppen. Ik sloot me mentaal af als een reflex; een goed geraakte slag maakte geen indruk meer, al was het onverwacht tijdens een spelletje Tetris. Ik was onverwoestbaar geworden en ik besefte toen dat er geen fysiek geweld me ooit nog iets zou doen. Ik zou nooit meer huilen of pijn voelen; door wat of wie dan ook.
Naarmate ik ouder werd begon ik mij steeds meer af te zetten tegen alles en iedereen. Op school werd ik een eerste klas vandaal, met een groep jongens terroriseerden we de buurt. De tijd van stiekem roken, spijbelen en bier stelen uit de buurtsuper was aangebroken. School was een onzinnige tijdsbesteding, moeder werkte overdag tot ’s avonds laat en de enige die verantwoording droeg was mijn zus, die alleen oog had voor d’r geheime verkering. Briefjes schrijven voor school (en ondertekenen als moeder) deed ze al lang; het was onvermijdelijk dat ik deze handigheid ook onder de knie kreeg door mijn nauwe oplettendheid. Zo kwam ik ongestraft weg met spijbelen, huiswerk, gymlessen en dergelijke. Tot dat...
De telefoon ging. Mijn zus was te snel; handig klemde ze de haak tussen haar hoofd en schouders in, terwijl ze haar net gelakte nagels liet drogen. Na vijf minuten hing ze op. ‘Hoe was het op school?’, vroeg ze met een sarcastische toon. ‘Meneer Hoef heeft gebeld, omdat je al twee weken niet bent geweest’, kijkend met een boze blik. Betrapt.
Terwijl ik afwachtte in angst op een slipper of lepel afstraffing zat ik in mijn kamer. Ik wachtte en wachtte. En wachtte nog meer. Ongewapend kwam mijn moeder binnen. Ik was opgelucht, het zou bij een scheldkanonnade blijven. Over hoe belangrijk school was, over het later putjesschepper worden, dure schoolboeken, dure fiets; alsof ze een hels voorspel aan het doen was en de aders van haar hoofd zichtbaar werden. Opeens ging de klerenkast open, griste een hanger van hout uit de kast. Pets. Op mijn schouder, en de hanger brak. Pets; nog een hanger. En nog één en nog één. Ik voelde de klappen niet en begon te glimlachen van verbazing, een grote domme fout. Mijn moeder raakte toen helemaal van de kaart en zocht naar iets harders. Ditmaal de buis van de stofzuiger. Wolverine of niet; zelfs met een groot incasseringsvermogen is het soms wijs om de benen te nemen. Gelukkig leerde ik van dat moment hoe belangrijk snelheid is, want als ik die dag daarin had gefaald was het nog eens pijnlijk afgelopen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten