Mijn zus en nicht gingen naar dezelfde school, liepen dezelfde route, spaarden dezelfde Barbies en Dufty huizen. Ze waren van dezelfde leeftijd, beide irritant en hadden de persoonlijke missie om zo snel mogelijk van mijn neefje en mij af te komen, juist wanneer ze op ons moesten letten. Zo moesten we drie meter achter hen lopen op weg naar school, niet praten of gedag zeggen; God verbood.
Onderweg stapte ze altijd in bij de SRV-man; een mobiele supermarkt gepropt in een grote koelwagen. Terwijl ze een lollie kochten, pikten ze zakjes drop mee, wat ze natuurlijk van mijn broer geleerd hadden – in het kleine plaatsje was hij inmiddels een notoire dief. Sesamstraat, vader en moeder leren je dat dit natuurlijk niet mag, dus was ik zo dapper om tegen de heks te vertellen dat vader heel boos zou worden. Eerst bood ze een lollie aan (het waren vieze salmiak lollies, anders was ik wel bezweken), vervolgens dreigde ze me alleen achter te laten (het was rond de rijd dat de buurman met herdershonden zijn ochtendwandeling ging doen; dus een vrij reële dreiging) en als laatst om mijn Thundercats boekjes te verbranden (de Pokemon van de jaren ’80, alleen niet zo gay). Wijselijk bleef ik dus zwijgen.
Ik keek vol verwondering naar de methodes van mijn zus en nicht; zwaar georganiseerde misdaad. Termijl mijn zus de SRV-man aan de praat hield door tactisch snoepje voor snoepje te kiezen, pikte mijn nicht de Haribo zakjes met kikkers, cola drop en veters. In haar zak, onder haar trui of snel in haar tas. Eenmaal verderop hielden ze triomfantelijk hun buit tevoorschijn alsof ze de schat van Bassie en Adriaan hadden gevonden. “Stelen is het alleen als je betrapt wordt”, zei ze dan. Zo wijs als ze was, nam ik het aan alsof het een praktische les was voor het leven.
Mijn broer moest mij wel eens meenemen naar de winkel, waar hij geregeld rollen Mentos verstopte in mijn broek en als beloning speelgoed onder zijn eigen trui verborg. Het werd een tweede natuur. Wat je wilde hebben steel je gewoon, zolang je maar zorgt dat je niet betrapt wordt. Echter deed ik dit altijd onder strenge begeleiding van de meesters in deze kunst, en als lid van deze geheime orde van dieven waren er maar twee regels: word niet gesnapt en vader of mama mag het nooit weten. Daarbij kreeg ik nog een extra toelichting hoe te reageren zoals ‘per ongeluk’ of ‘gekregen van oom X of tante Y’.
Op een dag waren we op weg naar familie die een uur rijden verder woonden, een roadtrip waarbij het hoogtepunt het tanken was. Dit betekende twee dingen, namelijk ijsjes en coladrop. Als onderkruipsel moest je dan wel in het midden zitten tussen de andere twee mormels waar broer de liefde had om te knippen met zijn vingers tegen mijn oren en als ik reageerde meteen aan mijn haar werd getrokken door mijn zus. Omdat ik het uitgilde als een speenvarken, kwam er een reprimande van vader of een boze blik van mijn moeder. Het was het waard, cola drop is een goddelijke bestemming van suiker, zoals pure coke voor een crack junk en dus elke pijn waardig.
Eenmaal bij het tankstation viel mijn oog op een wit beertje met rode kleertjes aan. Meteen vroeg ik aan mama of ik deze mocht hebben, om vervolgens “nee, nee en nog eens nee” te horen. De meesters in verkrijgkunsten deden zich plotseling voor als ereburgers en gaven geen blik waardig. Er zat maar één ding op – dus ik wipte het beertje onder mijn jas, hield braaf mijn moeders hand vast en ging voor de Oscarnominatie door mijn duim in mijn mond te steken en zo onschuldig mogelijk kijken (het krachtigste charme wapen van 6-jarige jongetjes).
Eenmaal in de auto hield ik triomfantelijk het beertje in mijn handen, en besefte iets te laat de ongeschreven ‘derde’ regel...
‘Gesnapt worden door je ouders’, leerde mij het nut van de regels.
The End
©SamRain
Geen opmerkingen:
Een reactie posten