donderdag 24 november 2011

Who Is The Master?


“I don’t fear the man who knows a thousand kicks, but I do fear the man who practices a kick for thousand times”
                                                - Bruce Lee
Mijn eerste blauw oog was het resultaat van het zoveelste vechtpartijtje in groep 8 en de oorzaak dat mijn moeder, stiefvader en broer unaniem besloten om me naar zelfverdediging te sturen. Niet dat ik moest leren om voor mezelf op te komen, maar voor wanneer ik dat deed in ieder geval fysieke verwondingen te voorkomen. Karate zou het worden, de expert in huis wat betreft vechtsport (met name door zijn grote collectie Bruce Lee films en kung fu derivaten). Verpakt als een verdwaasde japanse boer uit de 18e eeuw ging ik twee keer per week naar de ‘dojo’, een zaal vol matten gevuld met kinderen met alle kleuren band behalve wit, twee koppen groter en emblemen op de mouwen om epilepsie van te krijgen.
De eerste paar lessen waren simplistisch en gingen niet veel verder dan een enkele vorm van een handblokkering. Na twee maanden kwam het eerste sparringsmoment wat meer leek op een onrealistische choreografie van twee kleine mannetjes die net te ver van elkaar af stonden. Na anderhalf jaar had ik de oranje band en was ik ‘voldoende’ gegroeid voor het echte werk. Er kwam nooit iemand kijken: niet mijn moeder, stiefvader, broer of zus. Maar deze keer was een uitzondering; het voelde als een examen, of beter gezegd het laatste deel van ‘Karate Kid’.
Eenmaal in het oncomfortabele harnas, voorzien van hoofdbescherming en een tok was ik er klaar voor. Ik had geoefend met elke praktijkles en kende alle technieken uit mijn hoofd. Drie punten waren voldoende om te winnen en er waren maar twee opponenten. De eerste was een klein Marokkaans mannetje. Het leek een verloeren strijd bij voorbaat.
Daar stonden we dan. Alle ogen van ouders, karate-ka’s en de sensei op ons gericht. Ik bewoog strak en recht, zoals ons geleerd was en opende met een stoot. Punt. Blokkeerde zijn stoot en gaf een tweede punt. Het contact was precies op de stip van het harnas en niet te hard, precies zoals sensei het ons leerde, met respect voor de tegenstander. Echter dacht mijn opponent er anders over; zijn stijl veranderde en haakte naar mijn been (geen karate techniek) en sloeg zo hard hij kon in mijn gezicht. Geen punt zo’n bloedneus, maar het werd gevolgd door een harde stoot in de maag en een trap in mijn kloten. Zo lag ik met bloed en pijn in de ‘dojo’ waar mijn familie keek, de sensei de Marokkaanse jongen boos wegtrok terwijl zijn ouders blij toe schreeuwde.
Op de weg naar huis was het stil. Ik voelde me waardeloos. Vooral toen mijn broer en moeder het hadden hoe duur de lessen waren en dat ik er maar beter mee kon ophouden, het was toch zinloos. Toen m’n moeder vroeg of ik het zinloos vond kon ik alleen ‘nee’ fluisteren. Ik was verdrietig. Teleurgesteld in mezelf. En na een paar dagen werd ik boos. Heel boos. Ongelofelijk boos. Een immense woede ontkiemde in mijn hart en nam mijn lichaam ver. Nooit meer zou ik verliezen. Nooit meer voor schande gezet worden. Ik zou sterker worden dan wie dan ook. Ik zou de laatste zijn tegen wie men zou willen sparren. Elk uur van de wakende dag zou ik trainen, en de volgende spar partij zou ik domineren.
Ik keek naar Bruce Lee films, leende alle Karate boeken uit de bibliotheek, van shotokan tot jiu jitsu. Schoolvriendjes en straatvriendjes werden mijn levende dummies. Stoten trappen, werpen, blokkeren en contra-aanvallen; geen sloeg ik over en ga me over aan mijn woede op het moment suprême. Ik werd zo fanatiek dat ik ongeschikt werd bevonden door de sensei, zelfs nadat ik binnen een half jaar de blauw-bruine band haalde, ik werd verzocht om niet meer terug te komen. Het gevoel wat ik had was echter grandioos. Net als in de film ‘The Last Dragon’, waar de Shogun vraagt aan Tai Mak ‘Who is the Master?’, antwoorde ik: “I am”.
©SamRain
The Master

Geen opmerkingen:

Een reactie posten