woensdag 16 november 2011

Een lesje barmhartigheid


Een Christelijke leefgemeenschap waarbij junkies, hoeren en vrouwslaande vaders bezinning kunnen doen om later terug te keren naar de maatschappij. Voor zes weken ‘stage’ lopen als begeleider om ervaring op te doen. Een ‘higher calling’, een missie voor de Heer was het motto. Daar was ik dan, backpack gevuld met snickers en de Bijbel; bekeren doe je met het Woord en een arsenaal aan chocolade (ik dan).
Het programma was strak. De cliënten waren van 7.00 tot 16.15 aan het ‘werk’. Als begeleider was het mijn taak om de ‘hutten’ te controleren op drugs, bier en porno (daar viel de Veronica gids ook onder omdat tv kijken een waar misdrijf zou zijn buiten de EO). Daarnaast werden de cliënten blootgesteld aan het pastoraal gesprek met de überevangelist die Satan had aangewezen als diegene om mij te leren dienen voor de Heer. Elke krakkemikkige hut had ongeveer 10 bewoners, verdeelt over 4 slaapkamers, en deze was ook de enige met gemengd gezelschap (mannen en vrouwen).
Voor de geest was er de dagelijkse kerksessie; weinig inhoud, vooral een krakkemikkig voorleesuurtje (waar ik als verloste nota bene van in slaap viel). Een vaak uitgekauwde parabel van Jezus is die over de Barmhartige Samaritaan: een ‘vijand’ van de joden vind een kapot gemepte Jood op de weg, besluit hem op te lappen en verzorgd achter te laten. Dat bedoelde Jezus dan met barmhartigheid. Toffe peer, die Jezus.
Op een dag kwam er een nieuwe ‘cliënt’. Letterlijk van straat geraapt, hersenbeschadiging (Korsakov) en ... een luier. Om bewoners te ‘beschermen’ hadden deze een stem in welke hut deze bejaarde poepbroek zou belanden. Het was een ware hectiek; vooral de poepluier. Nog voor deze man arriveerde gingen er al boze afwijzingen en grappen te ronde.
En ik deed mee. Tussen al deze mensen zaten de nieuwe en ook de veteranen van het geloof; alleen op het moment van barmhartigheid waren de Bijbel en alle wijsheid verdwenen. Toen brandde ineens het licht in mijn hart en ik walgde van mezelf; ik was aan het spotten en liep met anderen mee. Ik bedacht me dat deze mensen ooit eens bespot werden, net als ik, en nu eenmaal op het goede pad, geen haar verandert.
Ik liep naar de uberevangelist en nam de verantwoordelijkheid op me. Deze oude poeperd bleek naast incontinent een gebrek te hebben aan geheugen, maar ik was vastberaden. De hele hut was in rep en roer. ‘Nou als je maar niet denkt dat ik je help’ en ‘getverderrie man, wat heb je gedaan’.
Elke dag gooide ik zijn poepluier weg, stalde hem onder de douche, kleedde hem aan en kamde zijn haar. Sneed zijn brood en maakte zijn thee. Na twee weken was hij ‘gepimped’, en wilde de andere bewoners ook ‘helpen’. Behalve met de poepluiers. Op de enige dag dat ik op een werkplek moest invallen ging het mis. Blijkbaar was er iets gebeurd en de oude man was foetsie. Ik was teleurgesteld. De leiding had hem laten gaan, onder het mom van dat bewoners hier vrijwillig zijn.
Ondanks alles ben ik daarom nog trots op mezelf. Ik ben niet als de mensen met hoog opgegooide armen en lange liedjes. Het was mijn allereerste niet-egoïstische daad en zo ontdekte ik het grootste geheim: God zit in je en niet 10 kilometer boven je op een wolk, en wonderen gebeuren vaker dan je kunt voorstellen.
“Want als ik de liefde niet had...”
                                                  -Paulus

©SamRain
Barmhartigheid

Geen opmerkingen:

Een reactie posten