“Elke
generatie heeft een nieuwe kijk op dingen, die vaak gedurfder en origineler
is.”
-
Kris Verburgh
Wetenschappers op leeftijd hebben interessante
proeven opgezet; een aantal om een verschrikkelijke hypothese te testen –
namelijk het ‘beestelijke’ gedrag van mensen. Algemeen bekend is de proef
waarbij testpersoon A ‘elektrische’ schokken toebrengt aan testpersoon B in een
andere ruimte – die helemaal geen schokken ontvangt. De uitslagen zijn, volgens
‘de wetenschap’ onomstotelijk: mensen zijn boosaardige wezens.
Iedereen is wel gefascineerd geraakt door
menselijk wangedrag; de toedracht dat leidde naar een militaire basis waar de
krijgsgevangen werden gemarteld en gedenigreerd, tot de aanloop van een bekende
wereldoorlog – ze schetsen het beeld van, naar wat ik noem, de ‘homo
diabolicus’. Ambitieuze genetici verwijten het gedrag aan een paar proteïnes en
eiwitverbindingen, terwijl fundamentalisten kiezen voor de lotsbestemming. Ik
het ben er niet mee eens; ik zal psychopathologie nimmer erkennen als valsheid,
maar de mens als boosaardig roofdier in zijn algemeenheid wegzetten, dat mag
van mij naar het rijk der fabelen verbannen worden.
Hoewel ik grote twijfels heb over de
evolutietheorie waar de mens afstamt van apen, ben ik het wel eens met
primatologen die het gedrag van mensapen prediken als gelijkwaardig. Als mens
hebben we ons dusdanig opgehemeld tot de kroon der schepping, dat we moeite
hebben om de waarheid over onszelf aan te horen – ons gedrag vergelijken met
die van apen vinden de meesten simpelweg denigrerend (terwijl ze zo intelligent
zijn!).
Karakteristiek voor mensapen (en een hoop
andere organismen) is de rolverdeling in de maatschappelijke structuur. De
‘alfa’ (dat meestal een mannetje suggereert) is het dominante aapje; andere
apen worden ondergeschikt aan deze, totdat een andere ‘alfa’ de leider van zijn
troon stoot. Deze hiërarchie is een succesformule voor samenwerking in grote
groepen; een autoriteit beheerd de belangen en richting van een groep.
Om zulke sociale mechanismes mogelijk te
maken, moeten groepsdieren relaties aangaan met elkaar én een functionele keuze
maken in de rol die zij spelen in deze relatie. Iemand zal de ‘alfa’ rol
toegeschreven krijgen (óf opeisen!) aan de hand van omstandigheden of
persoonlijke eigenschappen. In het geval van veiligheid is de ‘alfa’ de fysiek
sterkste; in het geval van organisatie wordt de beste arbiter naar ‘alfa’
verheven. Het groepsbelang, waar een groep bestaat uit minimaal 2 wezens, staat
centraal voor de selectie van de ‘alfa’. Ongeacht de vorm (democratie,
communisme, dictatuur), blijft deze rolverdeling bestaan.
Mensen evalueren informatie om keuzes te
maken. De basis van de evaluatie ligt in onze identiteit; onze normen en
waarden, ons sociaal netwerk en de netto impact op onszelf uit de consequenties
van de beschikbare opties. Deze drie factoren spelen ook een cruciale rol in de
mate hoe ver wij beïnvloedbaar zijn. De normen die we hanteren zijn, samen met
onze waarden, het ‘morele anker’: zonder normen wordt een maatschappij chaos en
zonder waarden kunnen we praktische zaken niet afwegen. Het sociaal netwerk om
ons heen bepaald onze ‘rol’; maatschappelijk vervullen we een functie in het
belang van anderen. Hoe minder ‘belangrijk’ onze maatschappelijke functie, hoe
ondergeschikter we worden (niet verwarren met status!) – dit is de pijnlijke
wekelijkheid van de maatschappelijke ladder: je bent niet de enige die aan het
klimmen is.
Consequenties evalueren mensen zoals ieder
denkend wezen dat doet; de mate van ‘beloning’ of leed berekenen mensen in een
flits. Hoe confronterender en detailrijker de informatie, hoe meer overwogen de
keuze van mensen wordt. Hoe minder de informatie aan ‘kwaliteit’ bevat, hoe
impulsiever deze keuze wordt; dat men de impact van een verkeerde keus te laat
pas beseft is vaak de sombere werkelijkheid, in plaats van aangeboren
psychopathische kenmerken.
Hoe ‘sterker’ onze identiteit, hoe meer
‘alfa’-waarde we toezeggen aan onszelf; onze ‘eigen’ autoriteit wordt door
onszelf in het geval van een relatie opnieuw geëvalueerd. Wanneer in een
onderlinge relatie er sprake is van een mens met hogere ‘autoriteit’ (dus
hogere ‘alfa’ waarde), zal de ‘ondergeschikte’ mens de instructies accepteren,
zolang er geen sprake is van directe consequenties die het eigenbelang schaden.
Zodoende kan een autoriteit de normen oprekken in een gewenste richting, zolang
dit maar gradiaal gebeurd.
Dit mechanisme stelt onze beïnvloedbaarheid
bloot; we zijn op dit gebied relatief zwak – onze ‘groep’ bestaat uit miljarden
andere mensen met vele subhiërarchieën. Ook wisselen we gedurende de dag vaak
van groep, zodat we invloeden accepteren buiten ons ‘van huis uit meegekregen
identiteit’. Thuis heersen de relaties tussen broers of zussen, de oudste en de
jongste, ouder-kind of grootouders en andere ‘familieleden’. Op school zijn er
de relaties tussen klasgenoten en vrienden, leraar-leerling en ‘het beleid’ van
de school. Werk is weer een andere groep – collega’s, klanten en de baas en ook
de geloofsovertuiging neemt een andere groep met zich mee. Mensen passen zich
automatisch aan, tenzij zijn of haar competenties niet in de groep ‘passen’.
Dit laatste is belangrijk; mensen willen van nature nuttig gevonden
worden, omdat de groep bepaald welke ‘positie’ de mens in kwestie mag en kan
betreden.
Informatie uitwisselen gebeurd bij mensen met
lichaamstaal en de spreekkunst; hoewel 90% van onze communicatie vaak wordt
weggecijferd door een waterval van woorden, kunnen we snel ‘gevaar’ beoordelen
met een enkele blik. Ook tonatie van de stem beïnvloed ons; we raken van slag
bij plotseling schreeuwen en worden gerustgesteld bij een warme klankkleur. Wij
communiceren om elkaar te instrueren; we verwachten dat men handelt (even de
onzinnigheid van het soort handelen buiten beschouwing gelaten) naar aanleiding
van de informatie die wij onderling verstrekken. Ons gesprek bestaat dus uit
instructies en informatie die door de ontvanger geëvalueerd worden en een
resultaat teweegbrengt.
Het gewicht van de instructie wordt bepaald
door de autoriteit; dezelfde instructie verschilt van gewicht door de relatie
die de ontvanger heeft met de zender. Deze relatie hoeft niet diepgaand te zijn
– iedere ‘verbinding’ die wij maken als bewuste wezens met andere wezens zijn
relaties die we gebruiken tijdens de evaluatie van informatie. Hoe ‘sterker’ de
relatie, hoe meer gewicht de instructie zal hebben. Een zeer sterke relatie is
er één waar er sprake is van een autoriteit door een bestaande autoriteit;
daarom vertrouwen we artsen en politieagenten bij voorbaat – zonder de personen
zelf te kennen. Het overdragen van macht bepaald een significante rol in
beïnvloeding – culturele sektes ontlenen niet voor niets de ‘autoriteit’ van
bestaande overtuigingen.
Terug naar de schokproef: deze test ‘werkt’
door de mediator – de ‘dokter’, ‘wetenschapper’, ‘de presentator’, of zelfs de
‘geldschieter’ die de ‘beloning’ van het gedrag voorlegt. Zonder een
overheersende autoriteit of een beschadigde identiteit (een psychopaat
bijvoorbeeld) bewijst de test de hulpvaardigheid van de mens. Observeer zelf en
oordeel met deze informatie in het achterhoofd!