maandag 7 mei 2012

De Keizer leert een lesje


“Het pad bewandelen is niet hetzelfde als de route kennen.”
                                                                                    - Sam Rain
Op een dag riep de Keizer ze bijeen: een bisschop, een Imam, een Guru, een Lama, een Rabbijn en de Agnost. Het was de keizer allemaal teveel geworden; hoewel zijn rijkdom strekte van de westoever van Spanje tot de rand van Oost-Azie, was zijn bijziendheid van zulke omvang dat hij niet verder kon zien dan de lengte van zijn gestrekte arm. Zijn harems waren gevuld tot de nok, van Egyptische prinsessen tot Noorse Vikingdochters – ja, hij bezat de begeerte van menig man, maar toch was hij eenzaam. De Keizer had alles, behalve een doel voor de rest van zijn leven.
Terwijl de Imam en de Rabbijn vochten om hetzelfde koekje, schoof de bisschop aan bij de Keizer. ‘Oh Keizer’, zei de bejaarde man met een schrale keel. ‘De weg naar het eeuwige leven is via de Heer des Heren. Geeft aan den kerk en u zult het ontvangen!’ ‘Wat voor fabelen verteld deze?’, dacht de Keizer bij hemzelf. ‘Ik? Keizer van continenten, iemand dienen die zich nooit liet zien?’ Hij keek fronsend naar de bisschop met gele tanden – en toen de geur van brandewijn zijn reukgaten bereikte, zei hij: ‘Gaat van hier, schijnheilige druif; noch eerder gaat een woestijndier door het oog van een naald!’ De Agnost probeerde de Rabbijn en Imam te sussen; hij faalde omdat hij niet begreep waarom het koekje zo belangrijk was om over te vechten en de wijn die hij aanbood, sloegen beide af.
Versierd met prachtige sjerpen en vergezeld met een lopend orkest van straatmuzikanten, betrad de Guru het vertrek van de keizer. Met zijn palmen samengedrukt, groette hij de Keizer met een buiging en zei ‘Namaste’ – of woorden van gelijke strekking.
De Keizer werd gefascineerd door deze man van Azië; zijn lange baard en beschilderde gezicht vloekte met het oranjewitte gewaad. De Guru vertelde mooie verhalen, de één nog poëtischer dan de ander – goden, koninkrijken, liefdesverhalen en tragedies. De Keizer vond hem een wijs man – totdat hij hem onderwierp aan de vragen des leven. Op iedere vraag kreeg de Keizer steeds een vaag antwoord en na een paar uur raakte de Keizer geïrriteerd. ‘Wat zegt u’, bulderde ineens de Keizer uit het niets, ‘leef ik voor een volgend leven?’ De Guru, ineens zwijgzaam en angstig, raakte in paniek toen de Keizer in z’n vingers knipte. Terwijl de lijfwachten de Guru afvoerden en de Keizer hem succes wenste met zijn volgende leven, verzamelde de Agnost de heldenepos. ‘Deze kende ik nog niet’, fluisterde hij tegen zichzelf.
De Lama stapte over de lijken van de Rabbijn en de Imam. ‘Alles is vergankelijk’ en wees naar hen, met een Tibetaanse lach richting de Keizer. ‘En het is maar goed ook’ grapte de kale monnik. In de lotushouding bleef de Lama stil. De Keizer bedacht allerlei onderwerpen, maar niets interesseerde de Lama. Rijkdommen voor de man zonder stuiver waren een illusie en gesprekken over lustigheden met de celibatair bleken onvruchtbaar. De Keizer vond het zonde van de tijd – en stond op. De agnost, die stilletjes in de hoek had meegedaan, strekte zijn benen en bracht de Lama terug naar zijn berg. ‘Is er dan niemand over?’, vroeg de Keizer aan zijn Grootvizier. ‘Neen, behalve de Atheïst. Maar hij geloofde niet dat hij was opgeroepen voor deze audiëntie.’ De Agnost bedankte de Keizer en wilde vertrekken. De Keizer, die de Agnost eerder negeerde, stelde hem alsnog de vraag – ‘wat is het doel van het leven? Wat is haar mysterie?’
De Agnost glimlachte en zei: “Ik weet dat ik het niet weet. Daarom luister ik naar anderen en pak ik het beste mee – opdat ik andere mensen kan helpen met het beste naar mijn vermogen. En dat maakt me blij.”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten