maandag 14 mei 2012

Terugdringen Criminaliteit, die voelbaar is - en effectief


“Kort gestraft zijn komt in de praktijk vaak neer op verplicht niets doen.”
                                                                                                            - Peter Nelissen
Het beeld van de ‘gevangenis’ is vertekend voor algemene NL-er; sensatietelevisie van Menno Buch of een half uurtje ‘Je Verdiende Loon’ gaan meer om de ‘Oh Oh Cherso’ dan het probleem. In Nederland roept men vaak te snel om ‘te korte straffen’ en als het aan de staatssecretaris had gelegen, had de ‘bajes’ alleen een ingang.
De kortgestraften zijn de reputatie van het politiesysteem; een week de cel in, soms een maand tot een jaar – afhankelijk van de uitspraak door de politierechter. Deze ‘hotelgasten’ zijn de inbrekers, de drugsdealers, de wanbetalers, de tasjesrovers en de fietsdieven – of een combinatie van voorgenoemden in de vorm van een ‘junkie’. Een overvaller, geweldpleger, verkrachter, pedofiel of moordenaar komt er niet zo gemakkelijk van af – het bureaucratische systeem voorkomt dit tot in ieder geval aan de rechtszaak.
De zogenaamde ‘veelpleger’ komt voort uit de ‘hotelgast’ – ze hebben geen werk of onvoldoende inkomen, geen zelfstandige woonruimte en kampen met financiële én psychosociale problemen. In de ‘gevangenis’ (dat trouwens een regime is voor afgestraften) hebben kortgestraften geen prioriteit; alleen hen die nog langer dan 4 maanden hebben te tuchten, komen in aanmerking voor begeleiding. Een kortgestrafte ‘verliest’ relatief weinig en komt exact in dezelfde situatie terecht –of erger- waardoor deze beïnvloedbaar is door dezelfde factoren om de mist in te gaan. Want waar leer je beter inbreken of stelen dan van de veteranen? Waarom zou je moeite doen om te veranderen als er niets veranderd is? Dat jezelf verantwoordelijk bent voor je daden, maakt je nog zeker niet verstandig genoeg – anders ging men de fout niet zo snel meer in.
Men kan verplicht worden gesteld om deel te nemen aan een ‘afkickprogramma’, maar dit pakt alleen de fysiologische ‘staat’ van een gebruiker aan. Volledige programma’s zijn vrijwillig – en iedere begeleider zou beamen dat in het eerste jaar de verandering in een pril stadium begint.
Delictinzicht is de correcte term, maar te abstract; daders van ‘kleine’ vergrijpen hebben spijt dat ze gepakt zijn, maar hebben zichzelf een dusdanig denkpatroon aangemeten dat ze het gedrag ‘moeten’ doen. Typische voorbeelden zijn: “als ik werk had, dan had ik niet hoeven stelen”, “als mijn uitkering was gekomen, hoefde ik niet te dealen”, “ik wil stoppen, maar ik heb mijn balletje nodig in de ochtend” of het generieke “ik moest wel...”.
Confrontatietherapie noem ik het: intensief iemand de spiegel voorhouden én een handje erbij helpen – in plaats van ‘out of the box’ denken eens kijken wat er in ‘de trukendoos’ zit. Iemand leren beseffen wat hij of zij heeft aangericht in andermans leven, zonder de schouder om de dader, maar linea recta er tegenover. Bewust worden heet het – dat leidt naar de probleemstelling, dat op die beurt systematisch kan worden aangepakt.
Goed gedrag werkt naar beloning, slecht gedrag naar straf. Je kunt niet iedereen iets verplichten, maar wel voorwaarden stellen voor hulp. Dit laatste wordt in de praktijk zelden zo helder uitgelegd, waardoor de verwachtingen vanzelfsprekend worden. Verwachtingen zijn de grootste boosdoener – een dader ‘verwacht’ uitkering, ‘verwacht’ huisvesting, ‘verwacht’ werk.
Laten we minder bezigheid bedrijven in het langer opsluiten van kortgestraften en meer in het oplossen van het probleem: want is er geen bekend Nederlands gezegde over ‘het stof onder het tapijt vegen?’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten