“Kort
gestraft zijn komt in de praktijk vaak neer op verplicht niets doen.”
- Peter Nelissen
- Peter Nelissen
Het beeld van de ‘gevangenis’ is vertekend
voor algemene NL-er; sensatietelevisie van Menno Buch of een half uurtje ‘Je
Verdiende Loon’ gaan meer om de ‘Oh Oh Cherso’ dan het probleem. In Nederland
roept men vaak te snel om ‘te korte straffen’ en als het aan de
staatssecretaris had gelegen, had de ‘bajes’ alleen een ingang.
De kortgestraften zijn de reputatie van het
politiesysteem; een week de cel in, soms een maand tot een jaar – afhankelijk
van de uitspraak door de politierechter. Deze ‘hotelgasten’ zijn de inbrekers,
de drugsdealers, de wanbetalers, de tasjesrovers en de fietsdieven – of een
combinatie van voorgenoemden in de vorm van een ‘junkie’. Een overvaller,
geweldpleger, verkrachter, pedofiel of moordenaar komt er niet zo gemakkelijk
van af – het bureaucratische systeem voorkomt dit tot in ieder geval aan de
rechtszaak.
De zogenaamde ‘veelpleger’ komt voort uit de
‘hotelgast’ – ze hebben geen werk of onvoldoende inkomen, geen zelfstandige
woonruimte en kampen met financiële én psychosociale problemen. In de
‘gevangenis’ (dat trouwens een regime is voor afgestraften) hebben
kortgestraften geen prioriteit; alleen hen die nog langer dan 4 maanden hebben
te tuchten, komen in aanmerking voor begeleiding. Een kortgestrafte ‘verliest’
relatief weinig en komt exact in dezelfde situatie terecht –of erger- waardoor
deze beïnvloedbaar is door dezelfde factoren om de mist in te gaan. Want waar
leer je beter inbreken of stelen dan van de veteranen? Waarom zou je moeite
doen om te veranderen als er niets veranderd is? Dat jezelf verantwoordelijk
bent voor je daden, maakt je nog zeker niet verstandig genoeg – anders ging men
de fout niet zo snel meer in.
Men kan verplicht worden gesteld om deel te
nemen aan een ‘afkickprogramma’, maar dit pakt alleen de fysiologische ‘staat’
van een gebruiker aan. Volledige programma’s zijn vrijwillig – en iedere
begeleider zou beamen dat in het eerste jaar de verandering in een pril stadium
begint.
Delictinzicht is de correcte term, maar te
abstract; daders van ‘kleine’ vergrijpen hebben spijt dat ze gepakt zijn, maar
hebben zichzelf een dusdanig denkpatroon aangemeten dat ze het gedrag ‘moeten’
doen. Typische voorbeelden zijn: “als ik werk had, dan had ik niet hoeven
stelen”, “als mijn uitkering was gekomen, hoefde ik niet te dealen”, “ik wil
stoppen, maar ik heb mijn balletje nodig in de ochtend” of het generieke “ik
moest wel...”.
Confrontatietherapie noem ik het: intensief
iemand de spiegel voorhouden én een handje erbij helpen – in plaats van ‘out of
the box’ denken eens kijken wat er in ‘de trukendoos’ zit. Iemand leren
beseffen wat hij of zij heeft aangericht in andermans leven, zonder de schouder
om de dader, maar linea recta er tegenover. Bewust worden heet het – dat leidt
naar de probleemstelling, dat op die beurt systematisch kan worden aangepakt.
Goed gedrag werkt naar beloning, slecht gedrag
naar straf. Je kunt niet iedereen iets verplichten, maar wel voorwaarden
stellen voor hulp. Dit laatste wordt in de praktijk zelden zo helder uitgelegd,
waardoor de verwachtingen vanzelfsprekend worden. Verwachtingen zijn de
grootste boosdoener – een dader ‘verwacht’ uitkering, ‘verwacht’ huisvesting,
‘verwacht’ werk.
Laten we minder bezigheid bedrijven in het
langer opsluiten van kortgestraften en meer in het oplossen van het probleem:
want is er geen bekend Nederlands gezegde over ‘het stof onder het tapijt
vegen?’
©SamRain
Terugdringen criminaliteit
Terugdringen criminaliteit
Geen opmerkingen:
Een reactie posten