dinsdag 31 januari 2012

De essentie van Hindoeisme: De drie fundamenten


“Zo waar bestaat alles uit materie en niet-materie.”
                                                                        - Sam Rain
Op de middelbare school wordt het Hindoeïsme gepresenteerd als een knotsgekke wereldreligie; ontelbare goden met ontelbare armen gekoppeld aan niet-westerse namen. Feitelijk kent het Westen de pure vorm van het Hindoeïsme niet; tijdens de koloniale bezetting van India was het ook propaganda om het geloof te ridiculiseren – argumenten opbouwen om aantoonbaar de bezetting als een positieve maatregel te presenteren. Resultaat: wildgroei van spiritualiteit, foutieve vertalingen en dus foutieve interpretatie.
Het hindoeïsme kent maar één God; een superwezen dat alles is. In zijn geheel heet deze God ‘Brahman’ (de beide letters a spreekt men uit als in ‘man’). Het is het alles en het niets; vormloos en daarom onvoorstelbaar. Deze essentie is verantwoordelijk voor de drie fundamenten van het Hindoeïsme: Brahma (bra-ma, a als in man), Vishnu (wisj-noe) en Mahesh (ma-heesj, a als in an, ee als in heel); Schepping, Instandhouding en Ontwikkeling.
Het principe van Brahman is dat alles geschapen wordt naar een vorm buiten het vormloze zelf, dat zichzelf in stand moet houden om uiteindelijk te ontwikkelen naar een nieuwe schepping. Volgens het Hindoeïsme bestaat alles dus uit en in God – Brahman; een immens verschil met godsdiensten die deze fundamenten personifiëren. Een schoenlepel en een mens kennen dezelfde ‘Dharm’ eigenschappen!
De ‘Dharm’ (a als in man) wordt vaak verward met het ‘bewustzijn’ of met het denken. Dharm in het principe van Brahman is een bouwsteen voor ‘vorm’ – ook door wereldvreemde guru’s manifestatie genoemd. Wanneer iets vorm krijgt is de Dharm de substantie waar deze vorm uit bestaat, omdat het voortkomt uit het vormloze. Wanneer we Brahman en Dharm conceptueel begrijpen, kunnen we ze zelfs wetenschappelijk beschouwen als ‘waar’ vanwege de criteria waaraan ze voldoen in theoretische natuurkunde.  Omdat iedere cyclus weer vele eigen cycli bevatten is het ecologisch systeem van het Brahman oneindig te noemen – we beschikken niet over de meetapparatuur om het allerkleinste of het allergrootste te meten. Echter kunnen we in het Hindoeïsme de oneindige staat wel definiëren; namelijk als oneindig en volmaakt. Volgens het Hindoeïsme zou het bereiken van dit Oneindige het doel moeten zijn – de terugkeer van vorm naar vormloos.
Als men het Hindoeïsme accepteert als waarheid, accepteert met dus belangrijke punten:
1.     Men ‘sterft’ niet, omdat men altijd een vorm kent of vormloos wordt; het ‘Zelf’ (atman) bestaat uit Dharm en is deel van het Brahman.
2.     Men accepteert dat zijn leven dienste doet als ontwikkeling van het Brahman en niet voor zelfbehoud alleen;
3.     Men respecteert alles dat is omdat het een deel van het Brahman is en tot deze vormloze toestand zal komen.
Deze fundamenten waren ook de inspiratie voor Boeddha geweest; het Boeddhisme kent ook zijn wortelen in het Hindoeïsme wat betreft opvattingen, werkwijzen en literatuur. Hoewel de Bhagavad Gita en de Ramayan de populariteit genieten qua filosofie, zijn veel mensen onbekend met de Jip en Janneke versie van het Hindoeïsme. Vooral nu op het moment dat Yoga en meditatie veelal bij mensen bekend staan als praktische methoden voor de bevordering van Geest en het lichaam is het merkbaar hoe weinig men eigenlijk over het onderwerp weet. Het Hindoeïsme is tegenwoordig een dogmatische religie dan waar het voor staat: een vrije, vormloze lifestyle met doel om zelf te ontwikkelen voor een hoger doel dan het zelf.
De mensen die het Brahman principe in hun hart sluiten, zijn daarom theoretisch betere mensen; alles en iedereen is je broeder en zuster, vader en moeder, dochter of zoon. En dat geldt ook voor je vrienden én vijanden. Wat zou de wereld dan toch Utopisch zijn!
©SamRain
Hindoeisme

Geen opmerkingen:

Een reactie posten