zondag 22 april 2012

Verhalen vertellen: Karakters bedenken


“Een goed karakter is er één die zich ontwikkelt.”
                                                                        - Sam Rain
Verhalen draaien om personages die in aanraking komen met andere karakters vanwege een serie gebeurtenissen. De prins gaat op zoek naar de gevangen prinses, de actieheld redt de wereld van de gemenerik met snode plannen en de detective lost het mysterie op door de sporen van de dader te volgen. Echter maakt een goed verhaal zich pas, wanneer we erin gezogen worden met inbeelding. We moeten ons dus kunnen herkennen in de karakters.
Vaak beginnen schrijvers met de uiterlijke eigenschappen die zich manifesteren in het eerste hoofdstuk. Daar is op zich niets mis mee, zolang het personage voorzien is van een ‘eigen’ karakter. De geestelijke vader van iedere karakter zal zich los van het motief moeten trekken; een psychologisch profiel zal eerst opgebouwd moeten worden om ieder karakter tot leven te laten komen. Want het karakter bepaalt immers het gedrag.
Als eerst de sekse; welk stereotype zal het karakter volgen in de hoofdlijnen? Macho voor mannen, assertief voor vrouwen zijn een stereotype: eerst doen, dan denken. Intellectueel vraagt om beredenerend denken, terwijl passioneel het impulsieve volgt. Het is beter om een stereotype te volgen dan de perfecte mens in iedere situatie; fouten maken is menselijk en daar herkennen we ons in.
De leeftijd speelt een grote rol in de doelgroep; vrouwen lezen liever een hoofdkarakter dat zich óf profileert als goede wederhelft van een leeftijd tussen 25-30 of een ‘vadertype’ van 50+ bij een mannelijk hoofdpersoon. Bij een vrouwelijk karakter hebben Westerse vrouwen een voorkeur tussen de 27-32 jaar; het is meer voor hen de meest herkenbare leeftijd. Wil je echter een ‘love story’ schrijven, dan is 20 jaar de leeftijd voor kalverliefdes en verhoogde dosis naïviteit. Mannelijke personages voor mannen zijn 20, de ‘rebel’, 25, de jongvolwassene, 30 of 40 voor de rest. Herkennen betekent niet zichzelf in de spiegel zien; het zijn karakters die men in de loop der leven tegenkomt waardoor het verhaal gaat leven (vandaar dat boek beter is dan de film). Kinderverhalen kennen de ‘tweens’ en tieners; tweens zijn 9-12 en tieners 15 tot 18 jaar.
Dan is er een ‘geschiedenis’ – maar niet zoals die van een autobiografie. De historie van een karakter bepaalt hoe ver het op dat moment ontwikkeld is. Waar is het karakter geboren – is dat in een dorp in niemandsland of tussen de drukte in een stad? Het eerste beweegt een karakter in een grote sociale hiërarchie (oplettend, nadenken voor consequenties en hechte familiebanden) en de laatste op een sterker individu (zelfbewust, impulsief, egoïstisch). De trauma’s bepalen hoe verre een karakter beschadigd is – het karakter is anders te glad.
Negatieve ‘afspraken’ die het karakter met zichzelf heeft gemaakt, bepalen het gedrag. Harry Potter is een wees, Rambo verloor zijn liefjes, Belle kwam uit een dorp zonder mama en Aladdin was een zwerver, Alice werkte voor de Umbrella Corp. en Julia Roberts in iedere gespeelde rol kent iets van het verwende meisje. Trauma’s maken een karakter levend.
Een karakter moet ook ontwikkelen; de slechte eigenschappen van een karakter, of eigenlijk beter gezegd de zwakke punten bieden hier de mogelijkheden toe. Een karakter dat zich niet ontwikkeld en niet veranderd in ‘vooroordelen’ of een denkpatroon is als een wassen pop. Vergissen is menselijk, maar leren van fouten ook. Een goed karakter ontwikkeld zich met name door Deja-Vu’s; dezelfde situaties maar een nieuw denkpatroon.
Wordt vervolgd...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten