zondag 10 maart 2013

De weg naar succes


Verdwaald, oh verdwaalde!
Vader vroeg of ik de akker wilde
zaaien, met de zaadjes van een boom
"op een dag zul je hiermee dorst
lessen" zei hij "mits je ze niet vergeet."
In plaats van te doen wat Vader zei,
wilde ik op avontuur en zag mijn kans
om te gaan op de grote weg. Op het
bord stond "Succes, deze kant op"
Ik vond een zak vol gouden munten
zomaar ineens langs de weg
Ik besloot het te houden en waande mij
rijker dan de koning van het Land
Op die dag kwam ik een monnik tegen,
kaal en dragend een pij - bedelend
Ik negeerde zijn vraag om aalmoes en
liep de oude rimpelkop gewoon voorbij
Iets verder zat een prachtige vrouw,
lustig voor het oog van iedere man.
Verleidend danste ze in het veld, en
lokte me nabij.
Na passie en vuur kwam het afscheid
nabij, waarna zij bedroefd vroeg
"waarom blijft gij niet bij mij?"
Ik lachte haar uit en ging op weg
Een boer stond op de weg met een ezel
aan zijn zij — hij jammerde "koop dit
muildier toch van mij!”, kijkend naar
mijn buidel, dik en vol met goud
Ik kocht de ezel en reed naar de bergen,
ging dal in om de top te bereiken. In de
sneeuw lag een tijger op de loer, die
brulde. Hij at de ezel, ik vluchtte.
In de kou stond ik nu, gelukkig nog
steeds gezegend met het ganse goud
De honger stilde zich echter niet en ik
beefde, beefde en beefde.
Gelukkig vond ik een grot, met daarin
een bosje vol met fruitige bessen
Ik at ze, verteerde ze en prees mijzelf
voor het geluk dat ik had.
Mijn reis vervolgde zich neder de berg,
om terecht te komen in een dorp. Daar
zat de oudste van allen, kijkend naar mijn
dwaze bedoelingen.
De herberg voldeed aan al mijn
wensen, geen drank of rund was mij te
veel. De warmte van de haard was
oneindig, dankzij mijn buidel.
Het werd tijd om door te trekken, maar
had geen bestemming in gedachten.
Ondanks mijn reizen naar verre landen,
was ik zonder besef op weg naar huis
De buidel werd lichter van inhoud,
steeds wanneer ik stopte onderweg.
Zelfs een dwaas zou hebben begrepen,
dat dit onoverkomelijk was.
Op een dag, jaren later was de buidel
leeg. Mijn schoeisel was kapot. De
boer waar ik de ezel van had gekocht,
stond daar met een paard.
"Geef mij toch dat paard", eiste ik van
de boer. Hij keek mij lachend aan en
zei "Waarmee kunt gij betalen?". Ik
zweeg, want mijn buidel was leeg.
Ik zocht een plek om te slapen en zag
de hut van de verleidelijke vrouw. Ze
keek naar me met droevige ogen "Ik
wil je helpen, maar ben nu getrouwd"
Schrompelend liep ik langs een zerk —
de monnik was reeds gestorven. De
hele weg bedacht ik misschien een
laatste vriend te vinden, maar helaas.
Vader had gelukkig de appelbomen
zelf gezaaid en was een man geworden
van weelde. Toen ik aankwam, zei hij
"Gaat heen, want ik dank niets aan jou"
En zo stierf ik, in de grootste armoede.
©SamRain
succes

Geen opmerkingen:

Een reactie posten