dinsdag 26 juni 2012

De brief uit de kerker


“Vrijheid is een beleving, geen blikveld.”
                                                            - Sam Rain
“Van wie is dit”, vroeg de Waard aan de boodschapper, wijzend op het zegel. Hij schudde zijn hoofd, zijn schouders ophalend. “Geen zegel als deze heb ik ooit gezien en het is een groot gebaar van ontrouw voor boodschappers verzegelde brieven te openen.” Zijn paard steigerde door de sporen om vervolgens in galop te verdwijnen in de nacht. De Waard bleef verbaasd achter; alleen de nobelen verstuurden per boodschapper bericht en de wet gebood alleen hen van adel brieven te verzegelen. Hoewel de Waard kennis had van de adel om en nabij, was hij voor hen onbekend. Zijn herberg bood alleen dak voor de reiziger in lompen en meer dan een dozijn florijnen had hij nooit gezien.
De Waard nam de brief mee naar de open haard en bekeek de rode was aandachtig. Was het de V van Victorium of de Vijfde? Hij brak de gedroogde laag in kruimels en opende de brief. Met een prachtig handschrift vulde de woorden het licht witte papier. De vaardige krullen en sierlijk, evenwichtige verspreiding van het inkt, verraadde de ambacht van een kroonpen, nee, een griffel, zoals die men een ganzenveer uit het Bisdom. Met aanzien begon de Waard zijn ogen te bewegen van links naar rechts; maar het mocht niet baten, want lezen kon hij alleen deels.
“Lisa, Lisa, wordt toch eens wakker en help mij eens!” zei de Waard, terwijl hij zijn vrouw probeerde te wekken. Knorrig deed ze haar linkeroog open en daarna haar rechter – en na hevig aandringen van de Waard begaf ze zich naar het licht om, met tegenzin, de brief aan haar man voor te lezen. Ze vond hem een klein, ongeduldig kind, die zich opwond om waarschijnlijk niets.
Terwijl de Waard onrustig knielde en met gespitste oren trappelde, las Lisa de brief eerst zin voor zin zonder geluid en daarna hardop:
Mijn Goede Vriend, Beste Waard,
Ik dank u voor de goede zorgen eens lang geleden.
Toen ik verslagen was en lag te bloeden langs de weg, waar een heilig man mij passeerde en daarna een nobele, brachten onbekende handen van een donkere reiziger mij naar u.
Uw zorgen en uw herberg hebben mij laten genezen en zonder dankwoord ging ik verder – bitter en zoekend naar wraak, omgorde ik schild en zwaard op weg naar hen die mij verwondde. Als nobele zag ik het als uw plicht mij goed te doen en als mijn geboorterecht dit goede mij toe te komen. Voorwaar, het is een ieder mens zijn plicht om goed te doen en ieders recht om goed te ontvangen. U heeft uw plicht voldaan en ik heb mijn recht ontvangen. Vandaar dat ik u schrijf; het is aan mij deze schuld te voldoen voor ik sterven zal.
Gaandeweg vond ik mijn wraak, maar net als een honger naar wijn, goud of een maagd, was ik onverzadigbaar. Als een zaaier van woede, zo oogstte ik vijanden; als een koning van bloed, zo ontving ik mijn belasting evenzo; geen vijand was te machtig, noch tegenstand te groot, totdat ik blindgeslagen – zelfs vrienden zag als tegenstanders. Een groot profeet versloeg mij echter, zonder slag of stoot. Hij sloot mij op in een kerker, gemaakt van mijn geest en veroordeelde mij tot een eenzame dood. Als laatste wens mocht ik mijn bezittingen nalaten aan diegene aan mij het dierbaarst. Mijn Goede Vriend, Beste Waard – mijn verwanten zijn reeds gestorven of vertrokken ver van mij heen. Mijn eisers van schulden heb ik gedood of hebben zich verstopt. Hen die mij goed hebben gedaan, hun naam ben ik vergeten. Daarom, Goede Waard, laat ik u al mijn bezittingen na.
Getekend, Graaf Valencia
En de Waard en zijn vrouw keken elkaar stomverbaasd aan...
©SamRain
De brief

Geen opmerkingen:

Een reactie posten