zondag 12 augustus 2012

Offeren: Waarom het lijden geen slechte zaak is


“Geven; doe je met je handen, je hart en de rest.”
                                                                        - Sam Rain
Wanneer men denkt aan offeren, zal menig mens een Azteeks ritueel aanhalen of een scene uit de Indy-film ‘Temple of Doom’. Vrije evangelisten denken aan kwartjesemmers en moslims aan de verplichte aalmoes. Maar het ‘offer’ is een geestelijk ‘iets’; het is iets, ongeacht materieel of spiritueel, dat een persoonlijke waarde heeft en wordt afgestaan als teken van devotie.
Hoewel offers het meest herkenbaar zijn in religie, vinden we ze overal terug. Je offert het nachtleven op voor het behoud van je duurzame relatie, je offert de motor op voor een Opel en je doet een pass tijdens dat cruciale voetbalmoment. Wat minder alledaags is het vrijwillig afstaan van een vinger, zoals bij de Japanse maffia of een jaar in het bos wonen voordat men in de ‘leer’ kon gaan bij een Indiase toveryogi. Zaken voor het grotere plaatje.
Spiritueel een offer maken werkt net zo – Boeddhisten kennen de persoonlijke leefregels; beloften waarmee ze zich stapsgewijs onthechten aan het natuurlijk bestaan. In de geest een offer maken kost een aardig ‘vermogen’ – ontwennen neemt de nodige stress met zich mee en het aanmeten van de ‘nieuwe’ lifestyle kan de nodige energie vragen. Een offer dat je niets ‘doet’ is dus eigenlijk geen offer – zo kent de Bijbel een verhaal van een arme vrouw, die haar laatste geld afstaat als offer. In haar geval is de hemel het grotere belang voor enig lijden in het nu.
Offeren is dus in eigen belang; we zoeken als mens namelijk altijd naar geluk en bij voorkeur voor de langere termijn. Maar is offeren altijd goed? Welnee. Hoeveel vaders offeren de tijd voor hun kinderen voor geld? Hoeveel regeringsleiders offeren hun morele waardes voor miljarden? Wie offert niet zijn geld aan een goed doel om niet gierig gevonden te hoeven worden?
Hoewel offeren niet meteen een intens lijden hoeft te kennen, is een offer wel gepaard met een lijden – mits goed gedaan. Een offer raakt ons intrinsiek, esthetisch danwel empathisch. Want zo niet, is het dan niets meer dan een gift?
Offers maken, dat willen we nog maar zelden. Nee, liever geen lijden. Liever niet ten koste van het ‘zelf’ – ‘ikke, ikke, ikke en de rest kan ademhalen’. Wie durft nog een offer te maken? Want een zak rijst per bovenmodaal gezin naar Afrika dat gaat dan soms wel, maar alles daarboven – nee, dat is het offer niet waard. Wel een daklozenzorg, maar zelf iets ondernemen is ook het offer niet waard. We betalen belasting en dat is ons offer; we kopen het af, zodat we niets verder hoeven te doen. En bij voorkeur hadden we dat ook niet geofferd.
Kijk eens naar slachtoffers van zinloos geweld. Het grootste offer is iemand die zijn leven geeft voor het behoud van een ander. Doet men dat voor een Stille Tocht? Een tegel met een insect? Een verontwaardigd artikel in een dagblad? Nee, voor iets veel simpeler, iets geheel ontastbaars – het menselijke fatsoen naar elkaar. Iedereen heeft een mening, maar wie offert zich nog op voor de mensen die zij niet kennen? Waarom kan men wel doden voor Allah, maar niet elkaar beschermen voor dezelfde God? Waarom moeten we voor olieprijzen of Internationaal reetgelik mensen laten sterven in Syrië of een ander willekeurig land? Is dat geen offer waard?
Nee, want stel dat we moeten offeren voor het groter belang. Stel dat we moeten lijden voor anderen; dat zou te gek zijn, toch?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten