zaterdag 11 augustus 2012

De verwende prins en de zwarte koning


“Wat je zaait, wordt voor je geoogst, opgediend en door je strot gedouwd.”
                                                                                                            - Sam Rain
Er was een prins in een land om de hoek. Hij was heel erg verwend en egoïstisch, dacht alleen aan zichzelf en wat hij nog meer kon bezitten. Had hij net nieuwe fluwelen handschoenen van adellijk paars, smachtte hij snel daarna naar een gouden paar, bezet met edelstenen. Al had hij geen behoefte meer aan zijn eerste paar zachte, onversleten handschoenen, werd hij bewogen door een helse kwaadheid als iemand het opperde om deze te verdelen en de opbrengst ter gift te doen van de armen. ‘Al word ik levend begraven’, riep hij uit en hield het paar vast alsof deze de wereld zelf waren. ‘Laat de armen maar hun eigen handschoenen maken en als zij dat niet kunnen, hadden ze maar als prins geboren moeten worden’ moest de lakei aanhoren. En zo werd de prins bij iedere uitbarsting minder geliefd; het volk moest alles afstaan aan de verwende druiloor zonder hart.
De zwarte koning had het voorzien op het mooie rijk van de prins, dat vele bossen kenden, mijnen vol goud en de beste wevers van de wereld. Deze dacht diep na over hoe hij het beste kon binnenvallen in het rijk van de prins, en zond daarop vluchtig zijn spionnen. Na een halve dag kwam de eerste spion terug en knielde neder voor de zwarte koning. ‘Vertel,spion’ vroeg hij, ‘wat heb je gezien, zodat ik het rijk kan binnenvallen?’ Waarop de spion antwoordde ‘Oh, mijn edele heer, ik heb goed nieuws. Toen ik nabij de grens kwam van het prinselijk rijk, ontdekte ik dat deze onbewaakt was. Ik kwam zonder probleem voorbij de stadsmuren, omdat de dienaren weten dat de prins zich enkel bezighoud met rijkdommen en feestjes ter ere van hemzelf – en geen acht slaat op het verdedigen van de grenzen noch het behartigen van stadszaken.’ De zwarte koning grijnsde, maar wachtte geduldig op de terugkomst van de andere spionnen. ‘Het rijk binnenvallen was alvast geen probleem’, wist hij.
De tweede spion liet zich niet lang wachten en nadat hij zich met een diepe buiging melde bij de zwarte koning, vertelde hij wat hij had gezien. ‘Oh nobele koning,’ zei de spion. ‘Zowaar, ik kwam binnen het prinselijk paleis en hoorde de hofdames roddelen. De ene zei tegen de ander dat de prins hen niet zou betrappen, omdat deze op alle dagen na het ontbijt voor de spiegel staart naar zichzelf en niemand opmerkt tot aan de middag.’ De zwarte koning lachte in z’n vuistje – maar wilde toch nog één spion horen voordat hij zijn plan zou uitvoeren.
Niet lang daarna meldde een derde spion zich, waarop de zwarte koning ongeduldig werd, terwijl deze eerbiedig voor hem knielde. ‘Vertel, spion,’ zeide hij, ‘welk goed nieuws breng je mij?’ De spion vertelde dat hij terugkeerde van de prinselijke markt waar hij de ridders hoorde praten. ‘De ene zei tegen anderen, dat als het erop aankwam, zij de prins nooit zouden volgen naar elders.’ De zwarte koning wierp hem een goudstuk toe en beval zijn generaals onmiddellijk het prinselijk rijk in te nemen.
Binnen een halve dag werd de prins gevangen genomen, van zijn kleding ontdaan en bespot door de soldaten van de zwarte koning. In plaats van zijn hoofd te nemen als trofee, gooiden ze hem in een diepe put zonder water. Daarop de bodem, lag de prins; zonder spiegel of andere bezittingen. Eerst schreeuwde hij, en deed pogingen om uit de put te komen; totdat hij ten laatst viel in tranen. Zijn gesnik echode door de put omhoog, waar spelende kinderen hem hoorde – de arme ellendeling!
Ze keken naar beneden waarop de prins ineens hoopvol schreeuwde: ‘Oh lieve jongens, help mij toch! Vind een touw en hijs mij hieruit!’ De jongens keken elkaar aan en riepen bedroefd: ‘Oh meneer, dat willen we wel, alleen hebben we als arme kinderen geen geld voor een touw.’ Toen de prins dat hoorde viel hij dood neer. Arme prins – nu was hij gestorven, arm en alleen, zonder waarde noch steen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten