“Doe
maar én een goede buur én een verre vriend.”
- Sam Rain
- Sam Rain
In een vallei was er een koninkrijk van Apen.
Daar, in een hoge boom, die veraf stond van andere bomen, woonde de aap Alleen.
Aap Alleen woonde daar al enige tijd; de andere apen waren veel te rumoerig,
roddelden de hele dag over de andere dieren of stalen stiekem bananen. Nee,
voor Alleen was dit zo veel beter. Zo kon Alleen rustig kijken naar de
dauwdruppels en de fonkelende sterren van de nacht.
Op een dag kwam een andere aap, Sociaal, per
ongeluk terecht in de vallei. Op zoek naar zoete watermeloenen was hij geweest
en had zich te ver geslingerd, waardoor hij uit het bergwoud pardoes viel in de
vallei. Nog duizelig van de val, wankelde Sociaal door de vallei, tot hij bij
de boom aankwam van Alleen.
‘Oe-ah-ah!’, riep hij uit naar Alleen, die
rustig op een tak lag te staren naar de lucht. Alleen hoorde hem wel, maar
reageerde niet. ‘Oe-ah-ah!’, riep Sociaal weer. ‘Misschien is hij doof of kent
geen aaps’, dacht hij. Eerst wilde Sociaal een tak naar Alleen werpen, zoals
apen dat normaal doen. Maar Sociaal vond deze aap niet normaal als andere apen.
Daarom klom hij de boom in en ging achter Alleen zitten. ‘Oeh-ah-ah!’
‘Ga toch weg’, zei Alleen ‘daarginds vind je
genoeg druktemakers’. Sociaal fronste. ‘Wat een rare aap’. Sociaal sprong van
de tak en begaf zich richting de andere apen. ‘Gelukkig’, dacht Alleen. Weinig
apen zouden zo reageren zoals Alleen dat vandaag deed. In de nabije verte
hoorde Alleen het wilde gekrijs; die vreemde aap was zeker aangekomen, want
waarom zou er anders ‘OhhOhhhOe’ geschreeuwd worden?
Niet veel dagen later, zag Alleen dezelfde aap
slenteren nabij zijn boom. Ditmaal zag hij er bedroefd uit, bijna ellendig.
Sociaal klom in een andere hoge boom en ging liggen op een tak. Hij zag Alleen,
maar riep geen groet of slaakte een andere kreet. Zo zagen Alleen en Sociaal
elkaar iedere dag, maar repten geen woord met elkaar.
Sociaal was eerst goed ontvangen door de groep
apen. Hij kreeg bananen en zelfs een paar stukken zoete meloen. Maar snel
verging het warme welkom; de leider Vals leidde de groep met tirannie en angst.
Sociaal moest al snel de bananen betalen die hij gekregen had, door ze te rapen
in de dorenstruiken. Zelfs eentje mocht hij er zelf niet hebben. Arme Sociaal!
Daarom besloot hij zo snel mogelijk van de groep te scheiden en te gaan leven
aan de rand van de vallei. Weliswaar zei die andere aap geen woord, die zou hem
niet uitbuiten en zo zou Sociaal niet helemaal alleen zijn.
Dag in, dag uit zagen Sociaal en Alleen
elkaar. Hoewel Alleen nooit was zei, begroette Sociaal hem –uit gewoonte-
iedere keer. Alleen vond het stiekem wel prettig. Sociaal roddelde niet of deed
aan listige dingen waar apen zich vaak schuldig aan maken. Ergens voelde Alleen
zich steeds meer op zijn gemak.
Op een dag kwam er een stroper op jacht naar
apen. Sociaal liep op hem af –omdat mensen zo sociaal zijn- en kreeg te laat
het geweer te zien. Alleen zag het gebeuren en keek stilletjes toe. Hoewel
Sociaal en hij nooit spraken, was hij de enige vriend die Alleen had. Zijn
wroeging was zo groot, dat hij schreeuwde ‘OhhOhhhOe’ en voor de jager sprong
om weer bij Sociaal te zijn.
©SamRain
Alleen en Sociaal
Alleen en Sociaal
Geen opmerkingen:
Een reactie posten