“Toen was geluk niet heel gewoon; toen was geluk heel bijzonder”
- Sam Rain
- Sam Rain
De opkomst van de spelletjescomputer; het begon met de Atari 2600 commercial op tv. Vader vond het natuurlijk meteen al onzin, mijn broer zou ervoor sparen en ik? Geen ambities, want toen was zo’n aanschaf nooit voor de kleintjes. ‘Neem maar een tennisbal ofzo’, zou een typisch antwoord kunnen zijn. Toch droomde ik er stiekem over; samen met Brillie de Beer bedachten we hoe elk spelletje eruit zou zien na een dagje kwijlen in de speelgoedwinkel kijkend naar de mooie, kartonnen hoesjes.
Een van mijn ooms was de pionier in het introduceren van de spelcomputer in onze familie. Mijn neefje en ik plaste simultaan in onze broek toen er een ‘echte’ Nintendo in huis was. Natuurlijk was alleen het gebied erom heen ‘off-limits’, maar we riskeerden de pantoffels en lepels om een glimp op te vangen. Een rode bips verder hadden we het helemaal waard gevonden; de hele middag sprongen we rond als Super Mario en vouwden onze handjes als ‘Zapper’ om Duckhunt na te spelen. Onbewust wisten we dat we nooit een kans hadden om te spelen met het echte apparaat met een dertigtal neven in huis, dus namen we genoegen met de fantasie.
Het duurde niet lang of de Nintendo rage sloeg toe – echter had ik pech; mijn ouders gingen scheiden, dus qua budget ging het gewoon niet voor mijn moeder. De één na de andere oom kocht een Nintendo, zodat waar je ook kwam zelfs een kans had om mee te kijken. Natuurlijk was het lot niet barmhartig voor me; al deze ooms woonden in Friesland, en ik woonde bij mijn moeder in Amsterdam. Hoera. Not.
Vakanties waren nog erger, mijn jongere neefjes en nichtjes hadden er zelfs al op gespeeld en kenden de deuntjes van verschillende spellen al uit hun hoofd. Het was meestal een marteling om aan te horen, vooral toen er één zelfs een ‘eigen’ Nintendo kreeg. Met vijf spellen. 200km van me vandaan. Arrrgh.
Toen we eenmaal verhuisden naar Leiden, kwamen er meer familie naar ons. De Nintendo-pionier oom bleef zelfs twee weken achter elkaar; hij had de ‘Nintendo’ meegenomen. Voor het eerst kon ik kijken. Met alle aandacht zag ik hoe mijn broer er niets van bakte. Keer op keer ging hij af, terwijl mijn zus op d’r nagels aan het bijten was. Tot op een keer hij weer in de afgrond viel en ik té hard ‘sukkel’ (het kankerlijer van de jaren ’90) zei. Na een paar schouderbeuken deed hij uit de hoogte: ‘alsof jij dat kan, mormel’. Bijdehand greep ik naar de controller en speelde vier werelden van Super Mario achtereenvolgens uit. De ogen van mijn zus, broer en oom vielen uit hun oogkassen. Automatisch werd ik als beloning uitgemaakt als ‘autist’ – wat ik kenmerkte als een goede ‘bestuurder’ (auto, iemand die auto rijdt dus autist).
Met de Nintendo kon je met zijn tweeën spelen, mijn broer moest en zou de strijd aangaan. Fair ging het niet: bij mijn beurt kreeg ik een schouderbeuk, verloor ik een paar haren of werd de joystick uit mijn handen gerukt of zapte mijn broer naar een andere zender: ‘je kent dit level toch wel uit je hoofd’.
Spelcomputers waren geen droom meer maar een nachtmerrie. Ik kreeg de afdankers van anderen (wanneer er een betere console uit was) en met afdanker bedoel ik dan de afgekauwde, amper werkende controllers en de games die niemand wilde overkopen. Tja, als je 2 uur per dag per week ‘meer’ tijd hebt dan andere kinderen, is het dan echt nog een wonder waarom ik slimmer ben dan de meeste?
P.S. Ik heb nu, ondertussen post-30, wel een ‘eigen’ Nintendo :-)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten