"In
het duisterste moment van je leven, schijnt er ergens wel een lichtje."
— Sam Rain
— Sam Rain
Ik hoop. Ik bid. Ik denk. Ik overdenk. Ik
peins. Ik wacht. En het maakt je soms gek. Je overweegt. Je overweegt weer. Je fantaseert.
Je droomt. Je hoopt. Want ergens, diep van binnen, kan het zijn. Hetgeen wat je
bezighoudt is dat je eigenlijk geen verwachtingen mag hebben. Geloven wil je zo
graag, dat het Universum je goedgezind is.
Maar wat als het tegen zal vallen? Wat als je
hoop verdwijnt als sneeuw voor de zomerzon? Wat als je dromen uiteen spatten
als een glas dat valt op een marmeren vloer, in duizend stukken van fragmenten
— onherstelbaar. Je wilt zo graag, dat het zo mag zijn. Dat je geluk hebt voor
eens, een keertje maar. Dat het niet voor jou zo voorbestemd mag zijn, maar dat
je het mag omkeren. Dat het leed je bespaard zal worden. Dat je
rechtvaardigheid krijgt.
Hoe ga je er dan mee om? Hoe incasseer je de
klap van je leven? Zo vaak heb je adem in moeten houden, zo vaak ben je tegen
een betonnen muur gelopen. Wanneer worstel je uit het labyrint van het leven?
Wanneer zie je na de donkerste nacht het licht van de dagenraad? Wanneer mag je
stoppen met strijden, wanneer houdt het gevecht eens op? Je erkent je fouten,
je accepteert je mens zijn. Je relativeert. Je zoekt de kracht — diep van
binnen.
Hoe vaak ben je niet door het oog van de naald
gekropen? Hoe vaak heb je niet in de ogen van de Dood gekeken? Hoe vaak dacht
je verloren te zijn tussen de schimmen van de nachtschaduw? Hoe vaak verklaarde
men je al dood? En je denkt aan de momenten dat je bijna het leven liet — soms
vrijwillig, maar vaak niet. Dat je dacht, ik kan niet meer, ik wil niet meer.
Maar dat je na de zwaarste klap sprak tegen jezelf. Dat je zei sta op, sta op en vecht.
En dan komen de gedachten van de Mara, de
verleider, de slang of hoe je het noemen wilt. De twijfel, de angst, het zweet,
de kloppingen van het hart. Je voelt het langzaam van je wegglijden en ergens
durf je niet. Bevroren als een fossiel blijf je in het gesteente van je
nachtmerrie die een bijna ware gestalte weet aan te nemen. Je dromen zijn als
die van duizend spinnen met kaken vol venijn, op je afkomend terwijl je
verstikt wordt in de ontelbare slangen die zich rond je ledematen wringen en
wurgen. Je beeft, je rilt, je pupillen verwijden — is dit het einde? Is dit mijn einde?
En dan ontspruit als een lotus in een
woestijn, een fontein van licht in je binnenste — een stromende kracht van
witte elektriciteit donderend door je geest. Je verlamde handen worden vuisten
van staal, je wenkbrauwen knijpen fronsend je oogleden dicht. Je borstkas lijkt
te exploderen, je spieren spannen zich aan en lijken opgeladen te worden als
een accu aan een hoogspanningskabel. Je mond opent zich en het geluid van een
schreeuw buldert al het beklemmende weg als een nova. Je gaat dit overleven, je zal dit overleven — hoe dan ook.
Je ontwaakt. Je begrijpt. Je weet. Je beseft.
Je bent. Niets in dit leven zal je klein krijgen. Niets in dit leven zal je
overwinnen. Niets zal je verstikken, noch zal iets je voor eeuwig gebonden
houden. Je hebt iemand om voor te leven, je kent het doffe licht in de verte,
de echo van de stem. Je zult zoeken tot je laatste adem, en slenterend desnoods
de wereld overgaan. Want je weet dat het enige wat je hebt voldoende is. De
moed om niet op te geven.
Now get
up, Rocky. Get up and show them what you got.
©SamRain
Stille Hoop
Stille Hoop
Geen opmerkingen:
Een reactie posten