“Iedereen
heeft een verhaal.”
- Sam Rain
- Sam Rain
Hoewel ik de ‘nodige’ klappen kreeg in m’n
jeugd, was m’n broer die het echt moest afzien. Hij was de eerste, maar zeker
niet de meest gewenste – mijn ouders waren niet getrouwd toen hij zijn entree
deed, en werd door mijn grootouders daarom gezien als een ‘bastaard’. Hij was
een bewijs van zonde. Nogal een ‘big thing’ – vooral als je vader ‘pandit in
opleiding is’.
Hij kon dan ook niets goeds doen in mijn
vaders ogen – alles en dan ook alles was verkeerd. Mijn vader deed gruwelijke
dingen met hem. Zogenaamd straf. Omdat hij een mening had. Of omdat hij
‘negervriendjes’ had. Vanwege de Engelse liedjes. Maar vooral omdat hij het
mikpunt was van mijn vaders falen.
Zo werd hij vaak opgesloten in de schuur en
afgeronseld. Ik kon hem nog horen huilen, terwijl mijn zus m’n oren bedekte in
de slaapkamer. Dan wandelde m’n vader zijn kamer binnen, uit het niets – en
scheurde zijn posters van de muur, trok zijn cassettebandjes aan gort om hem
vervolgens in de tuin te laten staan voor het raam. Zodat hij kon kijken hoe de
rest van ons ging eten.
Onderweg naar Leeuwarden, stopte m’n vader de
auto omdat mijn broer hem ‘corrigeerde’ over het nieuws. Hij liet hem naast de
auto rennen. Respect leren of zoiets. Om zeker te zijn dat hij het geleerd had,
plakte hij thuis isolatietape op z’n mond om het er vervolgens af te trekken.
En zo zou ik nog uren erover kunnen schrijven.
Ik zag hem vaak staren naar de messen in de
lades. Ik herkende de blik toen nog niet, maar is wist ergens waar deze voor
stond. Dat punt. Het punt. Wanneer je denkt dat je niet meer kunt hebben, dat
je haat bijna overheerst. Dat je denkt, hetgeen denkt wat je niet van een kind
zou verwachten. “Ik maak je dood, vuile klootzak!”
Maar hij deed het niet. En ik weet waarom.
Omdat we verschillen. Hij was geestelijk verlamd. Waar ik vecht, daar vlucht
hij. En ik snap het. Want vergeleken met mij is hij zachtaardig. Al lijkt dat
niet zo. Al denkt men dat niet. Ik weet wat er beschadigd is. En het is veel
schade.
Tussen ons klikt het vaak niet. Want alles
waar hij bang voor was, deed ik. Ik kon niet alleen m’n vaders woede
incasseren, ik deed geen stap zo maar opzij. Al kreeg ik gruwelijke straf. Ik
was het lievelingetje van m’n grootouders, het wonderkind. Maar ik was ook
degene die allerlei soorten vriendjes mocht, die en public rookte en als eerste
in mijn familie tattoos had. Carrière maakte. Serieus genomen werd. Die niet
z’n leven verspilde. Jaloezie dus.
Na de dood van mijn ouders, werd mijn broer
een alcoholist. Van gezellige kroegjongen werd hij steeds meer een
‘thuisdrinker’. Hij kon het niet meer. Dat punt. Het punt. Wanneer je denkt dat
je de oorzaak bent van alle ellende in de wereld. Wanneer je spijt hebt en
niets meer goed kan maken. Zo verloor mijn broer langzaam maar zeker de
realiteit uit het oog.
Ik kan hem nu verdragen. Want ik was altijd
boos op hem. Dat hij niets deed. Dat hij zich zo liet verlagen. En heel vaak
praten de mensen om mij heen over mijn broer, over zijn rare dingen. Dat ik hem
los moet laten. En daarom vertel ik nu een beetje over zijn verhaal; zodat men
weet waarom ik hem niet zo makkelijk kan laten gaan. Want op dat gebied, heb ik
soms een veel te groot hart. Omdat hij het nodig heeft, dat iemand van hem
houdt. Onvoorwaardelijk.
©SamRain
Loslaten
Loslaten
Geen opmerkingen:
Een reactie posten